7 augustus 2023. Om zeven uur moet ik mijn slaapverblijf verlaten hebben. Ik vind het maar vroeg, toch gedraag ik me netjes en sta rond zeven uur buiten.
Ik vind het toch echt nog te vroeg om te beginnen daarom loop ik eerst nog door het stadje Ivrea en geniet van de rust in de straten. Als ik een open deur zie stap ik naar binnen. De kerk, want dat is het, ziet er aan de buitenkant niet uit zoals wij gewend zijn. Het zou gewoon een statig woonhuis kunnen zijn. Het is dat mijn nieuwsgierige blik naar binnen keek anders was ik het gepasseerd. Ik duw de zware houten tussendeur open en kom in een prachtige, en net als de vorige kerk, donkere ruimte. De muren van de kerk zijn allemaal gevuld met meesterlijke muurschilderingen. Een koster, tenminste ik neem aan dat het de koster is, loopt een rondje. Een keurige vouw in zijn broek en een wit overhemd onder zijn gilet. Hij voelt of er nog wijwater in het bakje is, steekt zijn vinger in de vaas met bloemen, leegt het offerblok, kortom hij loopt langs alles wat dagelijks aandacht nodig heeft. Stil volg ik zijn bewegingen. Hij heeft me of niet gezien of hij negeert me als “slechts een simpele bezoeker”. Ook een tweede kerk vereer ik met een kort bezoek. Hier laat ik het bij. Inmiddels openen de eerste cafeetjes. Op het plein waar ik straks mijn route start, ga ik op een terras zitten. Ik nip van een heerlijke café latte. Ook al zit ik hier lekker, ik mis mijn pelgrimsfamilie van de Alpen. De Franse familie heb ik niet meer gezien. De Zweedse meiden zijn thuis. Het Engelse stelletje loopt ver voor mij, ze lopen lange afstanden. Van het Duitse stel is hij naar huis gegaan en zij vertelde dat ze naar de zee wilde lopen. Nadar, die loopt waarschijnlijk ergens op mijn route. Het maakt me een beetje sip, het maakt dat ik me alleen voel. Ik pak mijn iPhone en bel vervolgens met mijn andere familie thuis.
Het wordt tijd. Tijd om de wandeling te beginnen, ook al zijn 21.8 niet echt veel kilometers, ze moeten wel gelopen worden. Ik doe mijn rugzak op en loop de straat in. Er komt een bekend gezicht mij tegemoet lopen. Het gezicht van iemand die ik het laatst had verwacht nog te zien. Petra, de Duitse vrouw. Ze wil ontbijten en koffie. Ze vraagt waar ik naar toe loop vandaag. Waarop ik antwoord: ‘Ik heb een plaats besproken en Cavaglià.’ Als we de routes vergelijken zien we dat ik langs haar bestemming kom. ‘Zullen we samen lopen’, vraagt Petra. In één keer is mijn alleen-zijn-dip verdwenen. Al pratende gaan we onmiddellijk op het eerste terrasje zitten wat we zien.
Na de koffie volgen we de borden van de Via Francigena ondertussen praten we door. Even verder worden we aangehouden door een meisje namens die zelfde organisatie Via Francigena. Ze vraagt heel belangstellend hoe het gaat. We doen op haar verzoek mee aan een enquete, kopen een hangertje en ik fotografeer de lijst met adressen van overnachtingen. Als laatste wil ze graag een foto van ons voor op FB.
Als we de stad uit zijn komen we in een bosachtig gebied. Bij een vijver staat een bank. Ik kijk naar het water en zeg: ’Wat gek, het water is hier grijs, bij ons thuis heeft alles deze kleur.’ Het verbaast me oprecht want tot nu toe had al het water hier die bleekblauwe kleur. Als we aan de rand staan zie ik dat het water er niet fris uit ziet.
Petra vertelt over haar leven, over haar gezin, en uitgebreid over de zorgen rond haar twee kinderen. Ze vertelt over haar werk. Een baan waar ze zich niet happy meer in voelt. Ik vertel over mijn leven, over het werk wat ik deed en waarom ik gestopt ben. Dit kan alleen met pelgrimsfamilie. Het maakt niet uit hoelang en hoe vaak je elkaar ontmoet. Ik weet alleen haar voornaam en zij die van mij. De rest is onbelangrijk. Maar het vertrouwen in elkaar en het durven uitspreken is heel bijzonder. Is dat de reden waarom ik zo graag pelgrimeer?
Ik kijk steeds even om naar de Alpen. Ik kijk naar de besneeuwde toppen en denk aan het moment dat ik ze voor het eerst zag toen ik uit de Jura kwam. Aan het ontzag en de onzekere gevoelens toen. Het voelt van deze afstand zo onwezenlijk, ik ben er gewoon lopend over gegaan. Die arrogante bergen waren op dat moment veel minder arrogant. Ik kan het gevoel wat ik nu heb nog niet goed plaatsen, ik mis ook de euforie die je zou verwachten. Is het weemoed? Keer op keer kijk ik om en peil bij mezelf het gevoel.
Als het lunchtijd is stoppen we bij een begraafplaats, daar staat een bank en er is water. Ik zet koffie en eet mijn yoghurt en maak mijn brood klaar. Petra drinkt uit mijn beker en ik uit het pannetje. Ze moet lachen als ze ziet wat er allemaal uit mijn rugzak komt. ‘Het is net een rugzak uit de serie van Harry Potter’, zegt ze.
Er komt een pelgrim, hij loopt recht op ons af. Mijn glimlach wordt heel breed, het is Nadar. Zijn ogen glanzen ons blij tegemoet. Hij kijkt naar mijn keukentje en is er erg van gecharmeerd, hij heeft nog nooit van Esbit gehoord. Ik laat hem de blokjes ruiken, nog zie ik geen herkenning.
Voor de lunchpauze vinden we een kantine bij een sportcomplex. Inmiddels zijn de temperaturen flink opgelopen en met de temperaturen loopt ook het pad weer aardig op. Ik hap in een panini met kaas en tomaat. De ijskoude cola maakt het compleet.
We worden stil onder het lopen, de hitte kost veel energie. Ik zie de lucht trillen boven het asfalt. Het pad blijft stiekem stijgen. Petra pakt haar stokken, ze gebruikt ze niet graag omdat ze zo tikken op het asfalt. Ik graai onder in mijn rugzak en hou triomfantelijk twee doppen omhoog. ‘Dat scheelt mij weer 40 gram op mijn rug’, zeg ik lachend, ‘en nu heeft Iris ze niet voor niets meegesjouwd.’
In Castella nemen we afscheid van elkaar. We weten niet of we elkaar nog zullen zien daarom wisselen we telefoonnummers uit. We knuffelen elkaar en dan draai ik me om. Ik heb nog vier kilometers te gaan en ik ben moe. Mijn ogen zien niets meer van de omgeving en ik kan alleen maar hopen dat ik er snel ben. Wat we samen zijn gestegen, die meters loop ik nu alleen naar beneden.
Ik haal de sleutel op bij de bar en loop naar de Ostello. Ik open de deur. Een gestalte komt omhoog van zijn bed en zegt: ‘Hi, ik ben Francesco, ik ben ziek.’ Francesco spreekt echt alleen maar Italiaans. Hij houdt zijn hand tegen zijn maag. Ik kijk eens naar het witte gezichtje en ga in gedachte mijn reisapotheek na. Maar eerst moet ik meer details weten. Ik wenk hem en zeg via Google Translate: ‘Kom we gaan eerst eten en we praten daar.’ In het restaurant zet ik Google Translate op gesprek en zo hoor ik wat meer details. Ik vertel hem dat ik heel lang als POH-somatiek heb gewerkt en dat ik hem wel kan helpen maar eerst moet hij nog wat vragen beantwoorden. Hij heeft geen koorts maar wel diarree. Hij kijkt wat schuchter als ik vraag: ‘Hoe vaak heb je diarree gehad?’
Weer terug laat ik hem zijn fles vullen met mijn ORS en geef hem de loperamide. Ik ben niet ziek en mocht ik het zelf nodig hebben is er wel iemand die mij weer helpt. Het gaat erom dat Francesco morgen weer fit is.
Dankbaar neemt hij alles aan en kruipt in zijn lakenzak…
Heerlijk om je verhaal weer te lezen. Iedere ochtend na het ontbijt, maar helaas vanmorgen niet. Ik maakte mij al zorgen er zal toch niets gebeurd zijn. Maar gelukkig gaat het goed met je. Wat fijn dat je iemand kan helpen met je medische achtergrond. Vronie ga zo door.
Ik had dezelfde gedachte Fia…
We zijn aan het ritme van de verhalen gewend, een mooi begin van onze dag.
Ik geniet ervan, ook van de foto’s en het is een teken van leven, want het lijkt me nogal wat met al die ontberingen.
Er wordt aan je gedacht Vronielief en het kaarsje voor je brandt weer.
Liefs xxx