6 augustus 2023. Om acht uur precies is het ontbijt, zei de vrouw gister. Klokslag acht sta ik beneden. Een andere vrouw loopt daar zenuwachtig rond. Op de bar staan borden met koek en een soort taart als tijdelijke vervanging. Ze wijst mij mijn tafel aan en vertelt dat er nog geen brood is maar zegt ze: ‘Het komt over vijf minuten.’ Datzelfde verhaal herhaalt ze keer op keer.
Het grappige is dat ik vannacht stellig de indruk had dat ik de enige was in het hotelletje. Niets is minder waar er komen steeds meer mensen de trap af.
Met een stevige wind in de rug ga ik onderweg. Achter me hoor ik de kerkklokken van Pont Saint-Martin luiden, het is zondag. Diezelfde wind koelt de zon af want die is weer ruimschoots aanwezig. Het betekent ook dat ik weer elk streepje schaduw opzoek.
Als ik even later omkijk, zie ik Roberto komen. Deze keer zonder Nadar. Hij is haastig, hij is onderweg naar het treinstation, hij gaat naar huis. Ik ben blij dat ik nog afscheid kan nemen, hij was steeds de vriendelijke, rustige aanvulling op Nadar. Ik geef hem een hand en zeg: ‘We zien elkaar weer.’ Hij lacht en zegt, ‘Zeker weten.’ Het bijzondere met de pelgrimsfamilie is dat je er altijd vanuit ga dat je elkaar weer ergens op de weg zal ontmoeten. Een geruststellende gedachte. Ik kijk Roberto aan, afscheid nemen blijft lastig, ik voel weer de emotie zoals bij het afscheid van Iris.
Er is iets anders ook flink aan het veranderen. Ook al heb ik ze vaak verfoeid, zeker bij de moeilijke klimpartijen en bij het afdalen, het afscheid van de Alpen is reeds begonnen.
Vanmorgen heb ik ook afscheid genomen van Valle d ‘Aosta. Ik loop nu in de provincie Piemonte. Niet dat het zo spectaculair is maar deze provincie heeft zijn eigen aanwijzingen en daar moet ik goed op letten. De borden zijn nu bruin en de anderen aanwijzingen zijn wit in plaats van geel. Terwijl ik zo peinzend verder loop denk ik opeens aan het heerlijke ijs hier. En die gedachte gaat over in een serieuze ijsjeswens. Op dit vroege uur op zondag is alles nog gesloten dus ik duw de wens zonder enig pardon uit mijn gedachten.
Als een afscheid van de Alpen loop ik nog eenmaal omhoog. Mijn wens om al die oude huisjes van dichterbij te zien, wordt hier vervuld. De route gaat er zelfs onderdoor. Verrukt kijk ik rond. Ik zie de schoonheid van het verstilde. De ruwe muren, de gaten waren ooit de ramen zaten. De trap naar beneden en de zwaarhouten zoldering. Groene planten groeien er overheen en er doorheen. Stap voor stap ga ik er onderdoor. Hoe oud zou het zijn? Waar zijn de bewoners? Het voelt allemaal zo onwezenlijk, zo heel anders dan mijn wereld. En ik loop hier zomaar over de keien en rotsen. Ik ben het die de moeilijke afdalingen maakt in deze bijna pre-historische wereld. Dat wordt nog versterkt door rijen met betonnen paaltjes zoals de rode amsterdammertjes in Amsterdam. Het Romeins gevoel druipt eraf. Als ik uit het bos kom, sta ik een tijdje te kijken. Hier zie ik waar die stenen paaltjes voor dienen. De druiven groeien hier over pergola’s. De een na de ander en die stenen paaltjes ondersteunen het hekwerk. Een prachtig gezicht. Ik hoor zachte stemmen tussen de druivenpergola’s. Twee mannen komen te voorschijn. De ene spreekt Engels, mijn kans om meer te weten te komen. Met plezier vertellen ze dat dit een heel oude manier is om de druiven te kweken en speciaal voor de deze omgeving. Ze kweken ze hier op biologische wijze. En vertelt Ricardo trots: ‘Er staan hier wel 25 oude soorten.’ De druiven zijn nog niet klaar maar ze willen wel graag met de aanstaande oogst op de foto. En ik mag ook onder de druiven staan, want ze vinden dat er een foto van gemaakt moet worden. Even later zijn de eerste blauwe druiven in mijn mond een feit. Ze smaken naar wijn.
Verder gaat het pad. Alle facetten komen hier nog een keer bij elkaar. Elke moeilijkheidsgraad is aanwezig. Hagedissen schieten voor mijn voeten weg. Cicaden verscheuren de stilte. Boven me hoor ik de bomen kraken terwijl ik weer over een grote rots klauter. De rotsen glimmen als zilver onder de heldere zonnestralen. Door het rijkelijk aanwezige “mica” krijg ik het idee dat ik over één grote zilverader loop. Met een diepe zucht laat ik deze schoonheid van de Alpen achter me.
Opeens kijk ik in een vlakte en ik zie lelijke elektriciteitsmasten die nú de horizon bepalen. Groter kan het verschil niet zijn. Mijn wereld vol met intieme natuurmomenten is in een keer verscheurd. Ik loop over een groot recreatieterrein, families brengen hier hun zondag door. De wind waait over de vlakte. Bij een kleine bistro eet ik spaghetti en drink mijn cola. Keer op keer waait mijn lege colablikje om. Met twee handen moet ik het papieren placemat vasthouden. Mijn ogen gaan over de spelende kinderen en over de volwassenen. Zouden ze wel weten dat ze zo dicht bij de wonderen van de natuur zijn. Bij een wereld vol glimmende mica en rotsen met kleine bergstroompjes. Een wereld die zich moeilijk te kennen geeft. Die je laat ploeteren en af en toe laat struikelen. Een wereld die vooral zijn mysterie geheim houdt. Misschien moet ik niets zeggen en de kinderen hier laten spelen met een plastic bal.
In Borgfranco d’Ivreia stop ik bij de kerk. De deuren staan uitnodigend open. De koele lucht komt me tegemoet als ik de deur open duw. Als mijn ogen gewend zijn aan de donkerte ontvouwt zich langzaam voor mij een prachtige schoonheid die bijna volledig uitgevoerd is in marmer. Marmer in alle kleuren en tinten, het geeft de hoge kerk een wat donkere uitstraling maar met een statigheid die geen grenzen kent. Een kreet van verrukking komt uit mijn mond. Ik mis de glas-in-loodramen maar de grote fresco’s met afbeeldingen uit de Bijbelse wereld staan daar tegenover. Ik brand twee kaarsen en verlaat daarna de kerk weer. Buiten ontmoet ik een pelgrim. Christel uit Zwitserland. Samen gaan we verder, het klikt goed tussen ons. Alsof we elkaar al jaren kennen zo babbelen we. De hitte die we moeten verdragen vervalt hierdoor wat. Christel heeft geen slaapplaats geregeld. ‘Ga maar met mij mee’, zeg ik, ‘in de ostello waar ik slaap is zeker plaats.
Ik steek de Dora Baltea over en kom aan bij mijn slaapplaats voor vanavond. Als ik even later met mijn voeten in het ijskoude water zit, dat rechtstreeks van de gletsjers komt, kijk ik met een dankbaar gevoel terug. Ik ga nog eenmaal door de momenten. Ondertussen ga ik met mijn ogen al weer over nieuwe beelden. Ik kijk van af deze plaats naar de skyline van Ivrea. Oude, hoge huizen afgewisseld met torens van kerken en andere historische gebouwen. Aan de voet van dit alles het bruisende, bleekblauwe water van de Dora Baltea. Ik voel hoe de nu aangename zonnestralen mijn rug koesteren. Meer heb ik niet nodig voor een perfect moment…
Wow, schitterend