Alexander…

10 juli 2023. Ik sta op met weinig zin. Op het dorpsplein bel ik eerst nog met een zus. Als ik het gesprek afsluit verman ik me en ga onderweg. Het onweer en regen heeft alles lekker afgekoeld, het loopt een stuk aangenamer. Verder maak ik er vandaag een bankjesdag van. Lekker relaxed.

Als snel loop ik langs het “Canal du Marne”, het groene water stroomt nauwelijks. Ik vermaak me met de libellen. Waren het eerder, langs het “Canal du Saint Quantin”, de rode, blauwe en een enkele witte li bellen, hier zijn het de zwarte en een enkele groene. De zwarten zijn echt van een aparte schoonheid. De vier vleugeltjes draaien driftig rond als de rotorbladen van een helikopter. Als ik me buk zie ik dat de lijfjes niet zwart maar diepblauw zijn. Echte juweeltjes die gezellig met me meevliegen. Het groene water suggereert dat het smerig is maar als ik een paar ranke vissen van ongeveer dertig centimeter stroomopwaarts zie zwemmen weet ik dat het water juist heel helder is.

Aan de andere kant van dit jaagpad kronkelt “De Marne” een lange tijd mee, totdat ik hem niet meer kan zien. Langs het kanaal staan grote silo’s, voor het eerst hoor ik hoe deze een snorrend geluid maken, eerder waren het statige stille standbeelden in het landschap.

Ik droom wat weg. Stel je voor dat er opeens een Hollands schip voorbij komt varen en als ze horen dat ik óók Nederlandse ben mag ik vast wel meevaren tot Châlons sur Champagne. Ik zie het al helemaal voor me, hoe ik op het dek of in de stuurhut gezellig klets met de kapitein en natuurlijk zijn vrouw. Het lijkt me een prachtige aanvulling op deze camino. Helaas, het schip wat ik zie heeft niets Nederlands.

Opeens realiseer ik me dat ik niet langer moet wachten met het hotel te bellen waar ik wil slapen. Ik moet eerst het telefoonnummer opzoeken op internet. Bij een brug, die de dorpjes verbindt, plof ik neer op de weg. Het ziet er zo verlaten uit dat het geen moment bij me opkomt dat er mogelijk verkeer is die gebruik wil maken van de brug.

En jawel, er komt natuurlijk trekker aan, snel gooi ik mijn spullen in de berm en doe zelf een stap achteruit. Achter het stuur zit een jonge man, met een zwaai groet hij me vriendelijk. Ik vind sowieso dat het verkeer, trekkers, auto- en  vrachtauto’s vriendelijk met me omgaan. Ze laten weten dat ze me gezien hebben en groeten stuk voor stuk. Soms het geluid van de claxon om hun groet te ondersteunen.

Als de trekker gepasseerd is zoek ik verder op het internet. Het lukt niet echt, misschien een camping waar ik mijn tentje kan zetten. Opeens komt de trekker weer terug, hij draait zijn trekker voor de brug het pad op en zet hem uit. De jonge man komt naar me toe lopen. Ik kijk even om me heen, hij kan nu toch gewoon passeren alles ligt in de berm. Wat ik nu hoor verbaast me: ‘Is alles goed’, vraagt hij. Ik kijk in een stel bezorgde bruine ogen. ‘Met mij is alles goed maar ik kan geen slaapplaats vinden’, antwoord ik.  Samen buigen we ons over het boekje waar ik een adres in zoek. Hij wijst over de brug en zegt: ‘Mijn vader woont daar, neem een dag rust en blijf daar slapen.’ Ik ben verbaasd over zoveel behulpzaamheid en gastvrijheid. Maar ik vertel dat ik graag door wil lopen. De jonge man wrijft eens over zijn baard en vervolgens gaat zijn hand over zijn staartje achter op zijn hoofd. Hij pakt zijn mobiel en begint een gesprek. Als het gesprek is afgerond zegt hij dat zijn ouders kennissen hebben in Breuvery sur Coole, iets verder dan ik had gepland.

Er wordt nog wat heen en weer gebeld en vijf minuten later heb ik een adres en een telefoonnummer voor vanavond. Ik weet niet eens zijn naam dus ik stel mezelf eerst maar eens voor:’Veronique’, zeg ik, ‘Alexander’, antwoord hij. Alexander woont in Bretagne maar wil graag een varkensboerderii beginnen hier in de Marne. ‘Alles is zo duur hier’, uit hij zijn zorgen. We praten nog even over het boeren in het buitenland en ik vertel over mijn nichtje Patricia, over hun prachtig bedrijf maar ook de wens om weer naar Nederland te gaan omdat daar de kinderen zijn. Alexander knikt terwijl hij aandachtig luistert. Hij laat tenslotte nog een foto zien van zijn dochtertje zien en dan we nemen afscheid. Ik kijk hem na, wat een prachtig mens.

Ik zet mijn tocht voort. Bij een kerkje houd ik mijn lunchpauze. Terwijl ik wacht tot het water voor de koffie kookt doe ik mijn schoenen en sokken uit en verwen mijn voeten met een koude douche uit de kraan die hier op elk kerkhof wel is. Dankbaar zie ik mijn tenen knipogen, de opgezette aderen slinken.

De wind waait heerlijk door het portaal én in de schaduw is dit een heerlijk plekje. Terwijl ik het brood in mijn mond stop kijk ik uit op het laatste verblijf van de familie Fremy Varinet. Achter me hoor ik de duiven koeren, mijn ogen volgen de vrolijke huiszwaluwen boven me, nest na nest is gevuld met jong spul. Ik voel een intens tevreden gevoel. Voor ik weer verder ga steek ik een kaarsje aan voor Judith bij het Maria beeld,  Maria draagt een prachtig blauw gewaad.

Verder gaat het door de weiden. Ik loop een beetje te piekeren, er zijn geen restaurant of cafés in de buurt. Stel dat ik zelf voor mijn eigen avondeten en ontbijt moet zorgen dan moet er wel iets in mijn rugzak zitten. In gedachten maak ik porties.

Als ik een groot agrarisch bedrijf passeer komt er een vrouw naar buiten. ‘Wil je water’, roept ze over haar gazon. Ze komt naar me toe en opent een van de buitenkranen voor me. Is dit hetzelfde water waar de velden mee besproeid worden, vraag ik me nog even af. Natuurlijk wilde ze water geven maar ze heeft ook vragen. Haar dochter komt erbij, die vertelt in eenvoudig Engels dat ze in september een maand naar Cambridge gaat. Ik zie aan haar gezicht hoeveel zin ze erin heeft en hoe graag ze het aan mij wil vertellen.

De zon is weer ongenadig, de velden waar ik nu door loop zijn zo ontzettend groot er is geen doorkomen aan. Ik waan me alleen op de wereld. Kilometer na kilometer. Ik ben het flink zat, ik kan geen graan meer zien. Ook geniet ik niet meer van de luzerne die zo heerlijk ruikt. En aardappels wil ik nooit meer op mijn bord. Als ik stroken zie met wiet-cannabis ben ik verbaasd. Het roept vragen bij me op.  Ik maak een foto.  Ik worstel me door de eindeloze kilometers, geen schaduw vind ik op mijn pad. Ik jaag mezelf wat op, ik wil het zo snel mogelijk achter de rug hebben.

Om zes uur loop ik de straat in. Spannend, wie, wat zal ik treffen? Opeens hoor ik iemand mij roepen: ‘Veronique, Veronique’.  Ik draai me om en zie een vrouw met lichtgrijs haar en een vriendelijk gezicht, ze heeft twee kleine jongentjes aan haar hand. Ik loop naar haar toe, blij met wat ik zie en blij dat er eindelijk een einde aan deze dag komt. Er komt meteen een heerlijke sap op tafel en koekjes erbij. Ik sla het glas in één keer achterover.

Daarna lopen we rond om te zien waar ik mijn tent zal zetten. Uiteindelijk kiezen we de voortuin waar de jongetjes, Charles en Paul, spelen en met uitzicht op het terras.  Er komt een heerlijke luie stoel voor mij naast mijn tent en ik ben geïnstalleerd. Wat is dit toch leuk, denk ik. De jongetjes, van vijf en twee jaar, kijken me vrij aan, alsof er elke dag een pelgrim in de tuin van oma logeert.

Christine biedt me haar badkamer aan. Opgetogen loop ik naar boven, een heerlijke badlaken ligt al klaar.  Mijn telefoon mag in het stopcontact. Als de jongetjes naar huis zijn schuif ik aan bij Christine en haar man. Overheerlijk voedsel staart me aan, ik moet me beheersen. Een koude Leffe staat naast mijn bord, dit is echte euforie voor mij. We babbelen gezellig en ik kan mijn vragen kwijt over de velden, over het oogsten en over de verwerking van het koolzaad wat in het voorjaar de velden zo geel kleurt. Dan komt mijn vraag over de wiet. De man lacht: ‘Cannabis, het is voor medicinaal gebruik, ik heb een vergunning.’

Na het eten ga ik naar mijn tent. Ik pak mijn credencial om de stempels te laten zien die ik al verzameld heb. ‘Wil je een tampon’, vraagt de man. Ik kijk hem niet begrijpend aan, het is bijna tien uur, bedtijd. Hij pakt een sleutel en zegt, ik haal een tampen voor je bij het gemeentehuis.  Ik snap er niets meer van. Christine lacht en zegt:’Mijn man is loco-burgemeester.

En zo krijg ik mijn credencial terug om tien uur  ‘s avonds mét een stempel van Breuvery sur Coole.

Met een blij gevoel kruip ik in mijn slaapzak. Nog steeds verbaasd over zoveel onvoorwaardelijke gastvrijheid en bereidheid om iemand te helpen. De wereld is mooi zo…

3 gedachtes over “Alexander…

Geef een reactie