21 augustus 2023. Oh, wat heb ik een spijt dat ik ‘Ja’, gezegd heb toen ze gister bij de inschrijving vroegen of ik ook ontbijt wilde. Het ontbijt wordt pas geserveerd tussen 7.00 en 8.00 uur. Hoe onhandig als je vroeg wilt vertrekken. Afzeggen vind ik ook zo kinderachtig. Met het idee dat het maar negentien kilometers zijn en ik de meeste tijd ga afdalen blijf ik wachten. Wanneer de deur opengaat prop ik zo snel mogelijk wat in mijn mond en drink de koffie met veel melk. Ik durf niet te roeren want ik heb per ongeluk zout in plaats van suiker in de koffie gegooid.
Blij stap ik de eerste welbekende kilometers tot de pas. Alles is potdicht, geen glorieus momentje met koffie en iets lekkers. Na de pas gaat de wandeling meteen straf omhoog naar het kerkje. Op de hoogtekaart zie ik dat de stijging verder gaat tot 1100 meter. Vol energie begin ik ermee. Het pad duikt meteen al het bos in, prachtige smalle paadjes zacht door de dikke laag bladeren van jaren. Mijn voeten vinden deze paadjes heerlijk. Er waait ook een lekker windje boven, het stemt me blij. Een ander voordeel van bos is dat de zon ver boven de bladeren blijft dat scheelt echt een stuk.
In de tekst wordt wel gesproken over spannende momenten, en een heftige afdaling maar dat schuif ik nog ver voor me uit. Ik geniet van de omgeving en gestaag loop ik omhoog naar 1078 meter. Had pad komt niet altijd helemaal overeen met de app. Ik blijf alert en check wat vaker. Ik ben helemaal tevreden met het moment en zie in de komende kilometers geen enkel probleem. Natuurlijk onderschat ik het afdalen echt niet, het zal tijd kosten en ik zal de tijd ervoor moeten nemen.
Ik steek nagenoeg droge beekjes over, zal dat normaal zijn voor de tijd van het jaar of klopt het wat ze zeggen dat Italië warmer is als normaal. Slechts een enkel stroompje, ze maken mijn schoenen niet nat.
Ik sta even stil, hoog boven me hoor ik de wind in de sparren suizen. De wandeling draait voor een deel om de Mont Chuzella op 1100 meter hoogte heen. Daarna gaat het geleidelijk naar beneden maar niet voor lang de klimmeters komen terug.
Het karakter van het pad verandert. De zachte bladerenlaag verdwijnt en wordt vervangen door keien, stukken steen en veel los gruis. Het eerste zweet begint te lopen. Elke stap moet ik bewust maken. Elke stap is een afweging. Elke stap kost moeite. De kilometers gaan niet zo snel meer. Ik klim en ik daal. Echt dalen zit er nog niet in. Ik voel dat mijn kracht minder wordt en begin meer te zweten. Als ik dan ook nog een misstap maak en onderuit ga weet ik dat ik moet stoppen en een flinke rustpauze moet nemen. Ik ben nog niet eerder gevallen.
Ik veeg het vuil van mijn scheenbeen, de schade valt mee slechts wat schaafwondjes, ik laat het opdrogen. Als ik bij een piepklein dorpje kom stop ik. Ik zoek een schaduwplaats buiten het centrum en ga op de grond zitten. Ik pak mijn keukentje en pak water uit de fontein om die te koken.
Heel langzaam komt er een oudere man naar beneden schuifelen. Op zijn hoofd draagt hij een zakdoek waarvan de vier punten geknoopt zijn, wat heb ik dat lang niet gezien. In een oude gedeukte kruiwagen draagt hij takken naar beneden. Hij kijkt naar me en wijst naar boven, naar het pleintje. Een grote plataan zorgt daar voor schaduw en direct naast de fontein staat een oude gedeukte Fiat panda. Hoe die daar ooit gekomen is? In mijn ogen is dat onmogelijk.
Ik wilde daar niet gaan zitten en daarmee de privacy verstoren. Ik pak mijn spullen en laat me het geen tweede keer zeggen. Weer komt er een man en die vraagt waarom ik niet lekker op de stoelen ga zitten. Vervolgens opent hij de Fiat Panda steekt de sleutel in het contacten en start de motor. Met open mond zie ik dat hij precies weet hoe hij zijn auto om de plataan en het fonteintje moet manoeuvreren. Op de centimeter nauwkeurig rijdt hij hem weg.
Na twee bekers hete cappuccino een broodje en wat fruit knap ik weer op. Ik vul mijn flessen met fris fonteinwater en ga weer verder. Het pad blijft wreed afgewisseld met zacht bladerenbodem. Ik geniet en kijk naar de bomen boven me. Wat een voorrecht denk ik weer. Hier loop ik, zomaar in de Apennijnen met een mijn rugzak.
De hitte neemt toe en vreet aan mijn energie. Ik drink liters water, het lekkerste wat er nu bestaat. Elke keer vul ik ook mijn hoed met water en zet die in één keer op. Ik creëer zo steeds een frisse koude douche.
Als ik een rivier via een prachtige grote boogbrug oversteek hoor ik stemmen benende. Ik kijk over de rand, wat ik zie doet zeer aan mijn ogen. Ik zie mensen zwemmen in het koele rivierwater, oh, dat zou ik ook wel willen. Dit is te wreed denk ik, snel loop ik door.
Het laatste stuk is steil, is heftig, mijn voeten branden, ik ben moe. Nog een paar kilometer. Ik stap van kei naar kei. Met mijn stokken probeer ik de stap op te vangen. Er lijkt geen einde aan te komen. Na tien uur zwoegen en zweten kom ik beneden. Bij het eerste cafeetje dat ik zie stap ik naar binnen. De cola met veel ijs en stukje limoen is nog nooit zo lekker geweest, ik giet het bijna in één keer naar binnen.
Bij de ostello moet ik lang wachten, de man die de inschrijving doet heeft een vergissing gemaakt. Eindelijk. Natuurlijk is het bed op de hoogste etage maar dan is de dag toch echt op zijn einde.
In de douche ontwikkel ik een nieuw ritueel. Als ik schoon ben ga ik op de grond zitten, ik leg wat kleren op het afvoer zo ontstaat er al snel een mininbadje. Ik sluit mijn ogen, luister en voel het water op mijn hoofd en visualiseer zo mijn eigen waterval.
Om negen uur vallen mij ogen dicht. De Apennijnen, ik wist nooit wat ik van ze moest vinden. Nu weet ik het. Ze zijn niet te vergelijken met de Alpen, ze hebben echt een heel eigenzinnig karakter…