15 september 2023. De nacht was te kort, ik weet het. Om half twee was ik nog wakker. De alcohol bij de maaltijd gisteravond had bij mij geen slaperig effect, het activeerde mijn brein juist. Van de zuster mocht ik ook nog een soepkom koffie mee naar boven nemen. Inderdaad een soepkom, de koffie wordt hier uit een wijde kom gedronken zodat je nog ruimschoots melk kan bijvoegen. Zo’n kom is ook handig, want ze zijn hier gewend om hun brood of de koekjes in de koffie te soppen. Een gewoonte waar ik niet aan gewend heb kunnen raken.
Om twaalf uur precies zag ik de eerste felicitaties binnen komen en dan is het natuurlijk heel verleidelijk om erop in te gaan.
Al voor de wekker gaat ben ik wakker. Hoe vaak ik het ook tegen mezelf zeg, het komt nog niet goed binnen dat dit mijn laatste dag is als pelgrim, als zwerver. Vanuit het bed kijk ik naar de kleren die ik gisteravond zorgvuldig heb klaargelegd. Ik heb er extra over nagedacht want het is mijn achtenzestigste verjaardag. Ik heb gekozen voor het roze-rode topje en daarbij een korte broek. Van de twee die ik heb, werd het de taupe-kleurige en natuurlijk heb ik de sokken gekozen in een bijpassende kleur. Deze keuze is niet alleen voor mijn verjaardag, maar ook voor mijn laatste wandeldag. Vanavond als ik weer in een bed stap ben ik pelgrim af, ben ik zwerver af. Dan heb ik gedaan wat ik wilde doen, lopend naar Rome. Ik vind het ronduit belachelijk van mezelf dat de tranen nu alweer zo dicht aan de oppervlak zitten. Er zijn toch alleen maar redenen om blij te zijn? Ik ben, op de blauwe plek na, zonder kleerscheuren door al die dagen gegaan. Er wacht familie op me op het plein, mijn aankomst zal gevuld zijn met vreugde. Ik ben aan alle kanten een bevoorrecht persoon. En toch …
Ik denk weer aan de worsteling van gister. Ook al heb ik er vrede mee en heb ik geaccepteerd dat het niet anders kan, het blijft toch dubbel voelen. En vandaag, nog meer als anders, voel ik dat er al heimwee in mij begint te nestelen. Herken ik nu al de eerste signalen. Afscheid nemen blijft gewoon het moeilijkste in mijn leven op welke manier dan ook. Ik zal er nooit aan wennen. Ik zal er nooit aan ontkomen.
Beneden in de eetzaal eet ik yoghurt en een broodje. Ik laat me verleiden tot chocolademelk, of eigenlijk chocoladewater. De twee Zwitserse pelgrims eten snel wat en verdwijnen dan. Buiten stuit ik op Mia en Elise, ze zijn in gesprek met iemand over de bustijden. Als Elise me ziet, komt ze snel naar me toe en zingt een paar regels “Happy Birthday” voor mij. Meteen daarna vraagt ze of ik ook met de bus ga. Ik frons mijn wenkbrauwen, wat is dit? ‘Het is niet veilig op de weg’, reageert Elise op mijn wenkbrauwen. Ik hoef niet over mijn antwoord na te denken en zeg: ‘Ik ga lopen.’ Elise benadrukt nóg eens het gevaar waarin ik me volgens haar ga begeven en zegt weer: ‘Het is gevaarlijk langs de weg.’
Ik draai me om en start hiermee mijn laatste wandeldag. Nog voor ik door de poort ben en het slot heb geopend, nog voor ik de straat heb gezien gaat het als een melodie met me mee. Mijn laatste, mijn laatste, mijn laatste wandeldag zingt het als een niet te stoppen refrein in me.
Buiten de poort vind ik de weg. De via Cassia die dwars door Isola Farnese gaat. De weg is vol auto’s, vol mensen die zich naar het werk haasten. De stoep staat vol uitpuilende containers. Als ik er achterlangs loop komt de geur van rottende etensresten in mijn neus. Ik probeer het te negeren. Mijn ogen zoeken schoonheid, schoonheid op mijn laatste wandeldag. Ik vind het in de glimlach van mensen die reageren op mijn: ‘Buongiorno.’ Ik wil door gaan zonder te veel pauzes, ik voel een haast in me. Ik verlang naar mijn familie, ik wil ze in mijn armen sluiten.
Na een paar kilometer steek ik toch de weg over en koop in een café een cappuccino. Ik heb de cafeïne nodig om in deze omgeving energie te houden. Als ik een bus zie stoppen voor het café, zie ik de Taiwanese meiden zitten. Ik kijk naar ze en hoop dat ze me zien. Opeens zie ik hoe Elise, alsof ze het voelt, haar hoofd draait. Ik zwaai heftig, een blije glimlach trekt over haar gezicht. Ze zegt iets tegen Mia en beiden zwaaien ze nu terug. De bus trekt op en zwaaiend rijden ze uit mijn leven, ik neem hun lach mee in mijn hart. Kilometer na kilometer loop ik langs een file van auto’s. Zoals het in een file gaat, soms haal ik ze in, daarna halen zij mij weer in. Ik heb het warm, het is benauwd. De geur, de uitlaatgassen die de auto’s achterlaten adem ik noodgedwongen in. In La Giustigiana is de stoep vol met schoolkinderen. Aan de hand van hun ouders en met een rolkoffertje en hun andere hand lopen ze naar de poort.
In de verte komen de eerste pijnbomen, hoog torenen ze boven de rechte, fantasieloze gebouwen uit. Na zeven kilometer verlaat ik de Via Cassia, ik loop een gebied in achter de huizen. Ik heb het gevoel alsof ik over een doodlopend, vervuild stuk grond loop, een gebied wat ook gebruikt wordt als een plaats om je afval te dumpen, maar groen gekleurd is door onkruid en verwilderde struiken. Er hangt een nare rioollucht. Hoge flats torenen boven de vallei uit. Gelukkig is de zon langzaam weer mijn wandelmaatje geworden. Vriendelijk laat ze haar nu nog behaaglijke stralen op mij neerkomen. Genietend hef ik mijn gezicht op.
Verder gaat het, over smalle paadjes door het bos van struiken waar de bramen ongecontroleerd doorheen zijn gegroeid. Ik zie de zwarte, rijpe vruchtjes hangen. Maar waar de afgelopen weken mijn hand steeds omhoog ging om ze te eten, peins ik er nu niet over. Het pad wordt steeds smaller, aan weerszijde groeien de brandnetels, ik loop zelfs door een tunnel van bramen. Voorzichtig loop ik ertussen, alles zoveel mogelijk ontwijkend. Ik ontkom er niet aan. De eerste brandnetelbulten komen op mijn knieën. Midden in deze woestenij word ik ingehaald door het Duitse koppel. Wat fijn om in deze deprimerende omgeving met ze te praten. Mijn ogen gaan steeds naar de zweetdruppels die op haar gezicht parelen. We praten over vandaag, en over de afgelopen dagen. Ook zij hebben Alba ontmoet en ze vragen mij waar Fabian is. Ze vragen of er iemand op mij wacht in Rome. Met een dikke keel vertel ik over Marie-Louise en haar gezin en dat ik jarig ben vandaag. De man bukt en tussen alle onkruid vindt hij een geel bloemetje en bevestigt die op mijn rugzak. Het bloemetje gaat als een fris geel zonnetje op mijn smerige rugzak mee. Met snelle stap gaan ze weer voor me uit.
Dat ik jarig ben kan ik niet vergeten. Ik word vanuit verschillende hoeken in Nederland toegezongen via de Whatsapp. Er rollen berichtjes en e-mailtjes binnen en ik word gebeld. Het gaat als een kleurige verjaardagsslinger door de dag heen. Het kleurt elke stap.
De keutels op het pad verraadden het al, schapen. Een grote groep schapen komt grazend op mijn pad. Als een grote, levende grasmachine gaan ze gestadig grazend in een rustig tempo vooruit. Ik zie ze, zittend op een bankje komen. Een herder met vier honden begeleidt de groep. De honden worden blijkbaar gevoerd door de bezoekers want drie van de vier komen aan mijn voeten liggen en met hun grote ogen kijken ze me bedelend aan en volgen kwijlend, stilzwijgend elke hap die ik in mijn mond steek.
Kort na het drassige, moerasachtige gedeelte trek ik een woonwijk in. Als ik een cafeetje zie stop ik voor mijn laatste café latte. Ik app naar Marie-Louise in Rome: ‘Zijn jullie al wakker?’
Ik ben flink over de helft, het einde komt nu echt met rasse schreden dichterbij. Ik merk dat ik mezelf weer begin op te jagen en probeer dat tegen te houden. ‘Kijken Vronie’, zeg ik tegen mezelf, ‘hou je ogen open, geniet van deze stappen. Dit zijn je laatste op de Via Francigena.’
Als ik mijn voeten in het reservaat Naturale des Insugherata zet, zoek ik muziek uit. Al luisterende komt de rust weer terug. En daar tussen het groen van het reservaat komen ook de emoties weer. Verlangen om aan te komen en weemoed om wat was strijden om het hardst. ‘Nog acht kilometer’, app ik. Langzaam ga ik omhoog richting Monte Marion Alto. ‘Nog zes kilometer’. app ik vervolgens. Opeens komt er een berichtje binnen van Fabian: ‘Stuur een berichtje als je nog een uur moet lopen!’ Ik durf het bijna niet te geloven, betekent het dat hij op het plein komt?
Als ik bijna boven ben, zie ik in een flits, tussen de bomen door, de zo bekende koepel van de kathedraal. Mijn hart slaat sneller. Niet lang daarna sta ik boven op de heuvel en kijk uit over Rome met als glanzend hoofdpunt de koepel. Boven vind ik ook het Duitse echtpaar. We maken foto’s van elkaar met Rome als achtergrond. Dan ga ik snel naar beneden. Het pad is een aanslag op mijn voeten, het is geplaveid met vreselijke keien. Ik probeer ze zoveel mogelijk te ontwijken door in de watergoot te lopen.
Ik app Fabian: ‘Nog één uur.’ In slingerende bochten gaat het naar beneden, ondanks de keien wil ik zo snel mogelijk zijn. Ik negeer mijn brandende voeten. Met een zucht stap ik na een stevig half uurtje van de keien af, ik ben beneden. Er wacht mij nog slechts één lange rechte weg naar het Vaticaan, naar het Sint-Pietersplein. Ik volg de laatste Via Francigena borden. Ik ben er vertrouwd mee geraakt, de stickers, de paaltjes, de plaatjes in zoveel verschillende uitvoeringen. Ik heb het steeds ontzettend knap gevonden. Vanaf de eerste stap tot de laatste was de weg goed aangeduid als een grote speurtocht.
Ik kijk om me heen, naar de mensen om me heen. Ik zie geen andere pelgrims, ik loop deze laatste kilometer alleen. Eén kilometer wordt vijfhonderd en daarna honderd meter. Ik zie van verre de hoge palen die het Sint-Pieterplein omzomen. Als in een droom loop ik even later door de Via di Porta Angelica het plein op.
De zon schijnt fel, ik ben een ogenblik verblind. Maar dan zie ik de obelisk, waar we afgesproken hebben. Het eindpunt steekt hoog boven alles uit. Ik weet dat Joep een gele bloem draagt. Mijn ogen speuren naar bekende gezichten en dan zie ik opeens de gele bloem en een blond jongetje dat naar een fontein loopt. Joep! Meteen zie ik Marie-Louise en de anderen. Sarah en Fleur zien me het eerst en rennen op me af. Ik sla mijn armen om hen heen. Even later voel ik hoe de armen van Marie-Louise mij koesteren, de tranen laten zich niet tegenhouden en ik weet dat mijn voettocht nu is afgerond.
Als ik opkijk, zie ik Perry, met een glimlach kijkt hij toe. Mijn ogen schieten naar links en daar staat Fabian, bescheiden houdt hij zich op de achtergrond. Zijn ogen lachen, hij weet als geen ander hoe het voelt. Joep drukt mij de prachtige bloem in mijn hand en Sarah en Fleur geven mij cadeautjes die ze hebben gekocht in Rome. Met twee armbanden rijker en een bloem in mijn hand kijk ik om me heen. Ik ben er echt. Ik heb het gedaan. Het is me gelukt. Vergeten zijn de keren dat ik het niet meer zag zitten en mezelf thuis wenste, er is een alles overheersende euforie overgebleven. Ik voel de zon op mijn schouders, de zon die lang mijn vijand was. Diezelfde zon maakt nu mijn hart licht.
Vandaag ben ik achtenzestig jaar geworden. Een verjaardag die voor altijd in mijn hart gegrift zal staan. Het mooiste cadeau waren deze lieve mensen op het plein. Het mooiste cadeau is mijn thuisfront die geduldig heeft gewacht, die hebben gezorgd dat ik hier kan staan. Maar ook de vrienden die ik gemaakt heb, mijn pelgrimsfamilie en Fabian, die de moeite heeft genomen om mij gedag te zeggen. Kort denk ik aan al die mensen die in de afgelopen maanden, door een klein gebaar, door te zijn wie ze waren, gezorgd hebben dat ik hier kan staan. Ik ging alleen maar was niet alleen.
Voor ik iets ga drinken heb ik nog iets te doen. De laatste stempel. De stempel van het Vaticaan. Mijn rugzak en mijn credential opent deuren. Ik mag alle rijen toeristen in één keer passeren. Met voorrang mag ik met mijn rugzak door de beveiliging. Voor ik omhoog ga, kijk ik kort naar de treden en dan zet ik mijn voeten in dit grote katholieke bolwerk. In de stappen van Tania, Matheo, Juliano, Rik, Sophia en Fabian en al die andere pelgrims die me voor zijn gegaan. Ik stap de kathedraal in waar ze gedienstig het stempel met een ferme druk op mijn credential zetten. Trots neem ik mijn testimonium in ontvangst.
Triomfantelijk steek ik daarna allebei mijn armen juichend omhoog als een overwinnaar, maar vooral als een teken van dank aan al die anderen die dit mogelijk hebben gemaakt.