Cicades…

5 augustus 2023. Ik heb nog niet eerder zo’n uitgebreid ontbijt gehad.  De tafel staat vol met etenswaren, verschillende soorten vlees, kaas, pasta, jam, honing en nog veel meer. Ik vind het gewoon zonde om alles achter te laten daarom vraag ik of ik een appel en een yoghertje mee mag nemen.

Buiten zie ik een stralende blauwe lucht. Was eerder het vroege uur nog wel eens fris, het is nu al aardig warm.  Alles samen loop ik vandaag ruim twintig kilometer, een mooie afstand. Verrès is een schattig stadje met de bergen in de rug. Ik kijk rond of ik de Franse familie zie, ze lopen tot en met zondag en ik zou ze graag nog gedag willen zeggen. Ik zag ze gister voor het laatst, ze hadden ook net boodschappen gedaan. Hun jongste zoon Iiet mij trots een doos Pringles zien. Zal dat mijn laatste beeld van ze zijn?

Als ik door de smallere straatjes loop kan ik er niet aan voorbij gaan. Het moet gewoon even. Ik wip een cafeetje binnen en bestel een café latte. Hier stel ik het vertrek nog even mee uit! Eigenlijk is dit een staaltje van struisvogelpolitiek. Niet willen weten wat er mij te wachten staat. Ik pas deze methode wel vaker toe. In het begin zeer zeker. In Frankrijk, tijdens die eindeloze velden, trok ik mijn hoed heel diep over mijn ogen zodat ik niet kon zien hoe lang de weg voor me nog was. Het slaat nergens op, ik weet het. Ik heb nog wel van die meer eigenaardigheden. Zo loop ik graag aan de rand van de weg, daar ligt vaak het fijnste grint. Dat knispert zo heerlijk onder mijn schoenen en ik rol mijn voeten er zo lekker op af.  Ik ben ook verknocht aan de goten langs de weg, daar passen mijn voeten zo heerlijk in. Verder stop ik, tenzij het niet anders kan, nooit in de zon. Ik ben een echte aanbidster van de schaduw geworden want dag na dag brandt hier de zon op mijn schouders. Voor die schaduw heb ik veel over, ik zwalk van links naar rechts.

Zittend op mijn houten stoeltje in het cafeetje valt mijn oog op een vrouw die met zoveel genoegen haar cappuccino zit leeg te lepelen dat ik de smaak bijna in mijn mond kan voelen. Ze likt zelfs het lepeltje af.

Niet veel verder stap ik een kleine kapel.
Het geluid van de stad valt weg binnen de muren. Ik pak een kaars en steek hem aan. Terwijl ik in het flakkerende licht
kijk vraag ik om bescherming voor de rest van mijn wandeling.

Hierna moet ik er echt aan geloven. En mijn naam zou niet Veronica zijn als ik de weg in één keer kan vinden. Zelfs met de GPS is het lastig. Ik mopper en praat luid in mezelf, het helpt niet. Als ik een straat wel drie keer heb bekeken kom ik toch op de juiste route. ‘Hé hé,’ roep ik luid. Hierna gaat het lekker. De rivier” Dora Baltea “ wordt mijn metgezel. Bij een prachtige voetgangersbrug over het water staat een bankje in de schaduw. Voor ik het weet staat mijn rugzak ertegen. Ik geniet van het uitzicht en van mijn boek op mijn telefoon. Nu Iris er niet meer is om tegen te kletsen vul ik weer zo mijn pauzes.

De wind die, qua sterkte, een Hollands karakter heeft, houdt de temperatuur draagbaar. Er wordt veel beregend hier, zelfs hoog in de Alpen. Overal staan vaste spuiten in het weiland. Als er net een start, ben ik volop het doelwit. Een flinke straal draait rechtstreeks in mijn gezicht. Lachend onderga ik het, ik kijk om, zal ik nog een keer? Het water komt hier uit de bergen en het zo zuiver. Bij ons is het slootwater, dan doe je wel een stap opzij. De laatste berichten van thuis zijn trouwens elke dag weer van regen en wind.

Ik heb het al een aantal keren gezien maar in deze omgeving komt het wel heel regelmatig terug. Op grote aanplakborden worden de aankondigingen van overleden personen geplakt. In het begin voelde het ongemakkelijk om ze te  lezen, het voelde als iets heel privé een soort gluren, iets wat niet voor mij bestemd was. Maar Nadar, mijn Italiaanse pelgrimsfamilie, vertelt dat dit heel normaal is hier. ‘Hoe doen ze dat dan bij jullie’, is vervolgens zijn vraag. Waarop ik uitleg dat wij kaarten sturen en een advertentie in de krant plaatsen. Vanaf dat moment bestudeer ik nu ook de borden zonder gêne. Het valt me op dat  de mensen hier een hoge leeftijd bereiken.

Ik loop lekker relaxed, ik voel me sterk en rustig. Al snel kom ik weer terug bij de Dora Baltea, het water van deze rivier komt rechtstreeks van de gletsjer. Het is niet zo wit als in Nepal, daar ziet het eruit als melk. Hier is de kleur wat bleek blauw. Ik zal deze rivier de komende dagen tegenkomen.

Ik trek door de historische kern van het dorpje Bard. De huizen staan ook hier intiem dicht tegen elkaar. Niets verstoord de stilte. Tot ik een stem hoor van een vrouw. Vanuit haar huis roept ze iets naar de buurvrouw. Haar stem zweeft melodieus op de lucht naar buiten, als een zweefvliegtuig op de thermiek. Ik stop en luister en moet grinniken als er op dezelfde wijze een antwoord volgt uit het andere huis.

Het geluid van de cicades hangt al een paar dagen om me heen. Keer op keer stop ik om ze te zoeken. Ze zijn moeilijk te vinden, het witte puntje op hun achterlijf is nog het makkelijkste te herkennen. Ik kijk in de boom boven mijn hoofd. Afgaande op het geluid moeten ze nu echt toch wel te vinden zijn.  Keer op keer ga ik met mijn ogen richting het geluid. Tot ik er een zie. Ik hou mijn camera hoog boven mijn hoofd. Nieuwsgierig kijk ik naar het resultaat, ik zie ik gewoon niets. Ik doe nu mijn rugzak af, voel even met mijn hand aan het muurtje wat de weg van de afgrond  scheidt. Voor ik mijn been erop zet kijk ik nog even in de diepte. Als deze actie mis gaat is er niemand die mij ziet en  het is de vraag of het geluid van mijn fluit iemand kan  bereiken. Wat me geruststelt is mijn rugzak. Die zullen ze vinden en het lijkt me dat ze de eigenaresse gaan zoeken. Met die wetenschap durf ik het aan. Ik til mijn been hoog op en zet die op het muurtje, voorzichtig zet ik de andere ernaast. Met een hand hou ik me vast aan een tak. De cicade is  er gelukkig nog. Het is een fascinerend gezicht hoe hij daar zit op de tak en zijn snerpende geluid produceert met zijn achterlijf. Voorzichtig steek ik met één hand mijn camera uit en maak op de gok de foto. Daarna spring ik van het muurtje en bekijk meteen het resultaat. Ik zie bijna niets.

In de verte komt Forte di Bard in beeld, een reusachtig bouwwerk bovenop een rotspunt. De Romeinse sfeer is hier sterker dan elders. De Romeinse straat in Donnas is gewoon nog deels origineel. Het is nu mijn tijd geworden om mijn sporen daar achter te laten. Ik kijk achterom naar waar ik heb gelopen, het profiel van mijn zolen heeft er niets aan veranderd, ze vervagen gewoon in al die eeuwen. Gelukkig komen net Roberto en Nadar aangelopen en ze leggen voor mij het moment vast als ik door de uitgehouwen poort ga.

Samen lopen we verder.  Door de smalle straatjes met de authentieke huizen. ‘Het is voor jou vast niet nieuw’,  zeg ik tegen Nadar,’ maar ik kan hier zo van genieten en steeds die bergen erachter.’ Waarop Nadar met die sonore stem van hem zegt: ‘Dit is voor mij ook bijzonder hoor, dit is typisch Noord Italië.’

Pont Saint-Martin ligt voor me. Het is er gezellig druk. Als ik zie waar veel gezinnetjes naar toe gaan komt het water in mijn mond. Ik sluit me geduldig aan in de rij. Vijf minuten later stap ik naar buiten met een dubbele gelato, deze keer heb ik gekozen voor de smaak mango.

Nog met de smaak in mijn mond stap ik niet veel later over de drempel van mijn slaapplaats. Mijn rugzak wordt naar boven gedragen. Ik glimlach bij het zien van het retro-interieur. Met een zwaai open ik het raam wijd open en laat de frisse lucht waar ik de hele dag in gelopen heb binnen komen…

Een gedachte over “Cicades…

Geef een reactie