Emmaüs…

7 juli 2023.  Een ontbijtje bezorgd op de camping,  deze camino staat bol van verrassingen. Genietend eet ik van mijn croissant met rozijnen en een pain demi met banaan.

Het is stil, nog heel stil. Ik ben de eerste die is opgestaan.  Ik laat me opwarmen door het ochtendzonnetje. Het valt me nog steeds af dat de nachten zo koud zijn, mijn zomerslaapzak voldoet echt niet. De koude kwam nu van de bovenkant. Onder het luchtbed had ik de aluminiumdeken gelegd, die hield de  warmte vast. Nu had ik onder het fleecevest nog mijn merinowollen shirt aan kunnen doen, maar wie denkt daaraan als je in de hete avondzon zit!  Uiteindelijk heb ik een deel van de aluminiumdeken over me heen getrokken, maar één zijde van mijn lichaam bleef steeds koud.  Voor de volgende keer moet het luchtbed dichter tegen mijn rugzak aan liggen en het aluminiumdeken moet volledig over mijn bovenkant.  Tegen de tijd dat ik het kan toepassen is het mogelijk niet meer nodig. De tent gaat nat van de dauw mee en mijn nog natte was speld ik aan de buitenkant van de rugzak.

Het is vandaag precies twee weken terug toen ik begon met lopen vanuit Canterbury. Hierna is geen dag hetzelfde geweest. Hoe vaak ben ik niet overgeleverd geweest aan naar-huis-gaan-wensen. Heb ik blaren gehad, behandeld en verdwenen. Langzaam begin ik in de, stap voor stap en niet verder kijken als vandaag, modus te komen. 

Ik leg mijn rugzak op mijn rug en loop naar het kantoortje, daar ligt mijn iPhone aan de oplader. Gewoontegetrouw kijk ik of er berichtjes zijn. Kees stuurt een foto met zijn tong uit zijn mond en schrijft: goedemorgen. Elke ochtend begint hij zijn dag met een berichtje aan mij. Opeens springen de tranen in mijn ogen. Er is ook een berichtje van Mirjam: ze vindt dat ik óók de rode baret verdien. Nu lopen de tranen zelfs over mijn wangen.

Wat een start van de dag. Ik weet wel waarom, het zit me dwars dat ik nog geen slaapplaats heb. En nog iets; de blaren zijn vervangen door likdoorns. Ik heb ze, mijn tenen, al verteld dat ze geduld moeten hebben, de pharmacie’s liggen in Frankrijk niet op elke hoek. Tussendoor probeer ik de stekende pijn te negeren. Waarschijnlijk, vrijwel zeker, waren mijn schoenen te strak gebonden de eerste dagen en mijn voeten zwellen in de loop van de dag aardig op. Genoeg voor het ontstaan van die ellendige doorns. Allemaal dingen om mij vandaag een huilerige dag te bezorgen.

Bij het gemeentehuis van Aizelles haal ik een mooie stempel, de vriendelijk begroeting doet me weer lachen. De pijn die ik voel  als ik begin met lopen haalt hem meteen weer van mijn gezicht. Ik heb alle hoop gevestigd op Corbeny gevestigd, een plaatsje na drie kilometer. Met mogelijk een, niet vrijwillige, tentovernachtig in het vooruitzicht heb ik niet voldoende voedsel in mijn rugzak. En verder heb ik een pharmacie nodig voor mijn tenen, een bank voor geld en tenslotte een cafeetje voor koffie.

Als het negen uur is begin ik weer met bellen voor een slaapplaats, gisteravond heb ik het ook al een paar keer geprobeerd maar er werd niet opgenomen bij de B&B geadviseerd door Ben.  De telefoon wordt nu beantwoord, ik heb mijn Franse zinnetje geoefend en vlot komt mijn vraag eruit. Maar voor alles wil ik weten wat ik als pelgrim betaal. Er wordt luidop een berekening gemaakt en het antwoord is €125. Mijn mond valt open en ik zeg eerlijk dat dit voor een pelgrim echt teveel is. ‘Het is hoogseizoen’, is het antwoord van de vrouw. Ze reageert duidelijk ongeduldig en laat aan alles merken dat ze mij lastig vind. Teleurgesteld verbreek ik de verbinding. Op de app zie ik nóg een B&B, mogelijk is die goedkoper. Ik zeg mijn naam en voor ik mijn vraag kan stellen zegt de vrouw: ‘Je hebt zojuist ook al gebeld en je vind het hier te duur.’ Ik had geen idee dat het hier om dezelfde B&B ging. Ik heb sterk het gevoel dat ze mij helemaal niet in haar B&B wil. Met een naar gevoel verbreek ik weer de verbinding. Mijn hersenen draaien op volle toeren, ik heb niet veel zin in de tent.

Als ik Corbeny binnen loop valt mijn blik meteen op een distributionair. Ik kan er brood, groente, bloemen en een stuk pizza allemaal als een croquet uit de muur trekken. Ik begin te vrezen dat er van mijn winkelplannen weinig terecht komt. Ik koop een kilo tomaten om in ieder geval iets gezonds te hebben.

Bij de Marie ga ik naar binnen, ik leg mijn vraag naar een overnachtingsplaats bij hen neer. De vrouw doet haar best, kijkt naar betaalbare hotels en belt met collega’s. Ze adviseert om bij de Marie van Barry au Bac de vraag daar te herhalen. Gelukkig is er wel een pharmacie én een café. In de pharmacie koop ik gelhoesjes om over de tenen te dragen. Zittend op de treden van de kerk knip ik er meteen drie stukjes af en doe ze om de tenen. Hierdoor is de voorvoet wel breder geworden en dat voel ik zo gauw als ik ga staan en een paar stappen zet. Honderd meter later verwijder ik twee van de drie hoesjes. Ik zit nog een beetje dom naar mijn tenen te staren. Er moet duidelijk iets mis zijn met mij, want waarom heb ik in hemelsnaam geen likdoornpleisters gekocht? Hoe stom kon ik zijn.

De steken negerend loop ik verder. Door het zweten beginnen de muskietensteken die ik eerder al heb opgelopen flink te jeuken. Ik kan het niet laten, ik krab tot bloedens toe over mijn benen, mijn armen, onder mijn oksels. Op de meest vreemde plaatsen heb ik rode bulten.

Vera stuurt me weer een wandelliedje toe, het gaat over een overleden moeder die als een engelbewaarder over haar kind waakt. De tekst raakt me diep in mijn ziel en weer komen de tranen.

Wanneer ik in Barry au Bac ben ga ik, zoals geadviseerd, naar de Marie. Ik zeg dat ik een slaapplaats zoek in Hermonville. Ik denk dat de vrouw alleen het woord “slaapplaats” hoort. ‘Emmaüs’, zegt ze. ‘Emmaüs’, herhaal ik. Wat is dat in hemelsnaam, ik versta het als “Emmaoes”. De vrouw herhaalt het nog een paar keer maar we blijven met de taalverwarring zitten. Ik vraag haar het op te schrijven. Emmaus, lees ik. ‘Katholic organization’, vraag ik nog. De vrouw knikt. Emmaus, dat ken ik wel, daar kan je bij ons tweedehands spullen kopen.

Het is aan de overkant van de straat. Met het briefje in mijn hand loop ik er naar toe. Bij de poort staat een vrolijke man, ik zeg dat ik een pelgrim ben en… Meer hoef ik niet te zeggen, hij wenkt me mee te komen. We gaan rechtstreeks naar een kantoor. Een stevige Afrikaan zit achter een bureau, als hij hoort dat ik een pelgrim ben staat hij op, gebaart me te volgen en opent een deur voor me. Ik kijk in een schone slaapkamer. Ik moet mijn rugzak neer zetten en hem weer volgen. Hij laat me de douche, het toilet en de keuken zien waar ik kan eten en gaat weer terug naar zijn kantoor.

Meteen komt er iemand met een bord eten en een glas water. ‘Manger’, zegt hij vriendelijk. Ik kijk eens naar het bord, volgeladen met kip, vlees, en groente. Op een ander bord stukken stokbrood en een hand chocolaatjes. Ik ben volledig overdonderd. Ik voel de tranen weer in mijn keel. Ik eet van de groente en neem een stukje kip. Aan de wand hangen foto’s van L’Abbé Pierre, de stichter van de Emmaüs beweging, zijn doel was de daklozen en armen te helpen.

Terug op mijn kamer weet ik nog niet zo goed waar ik aan toe ben. Ik ga weer naar de man in het kantoor. Hij heeft het echt goed begrepen, ik blijf hier slapen en zegt hij: ‘Om 19.00  uur eten we allemaal samen. Ik vraag nog wat de kosten zijn: ‘ Gratis’, antwoord hij. En daarmee is de kous voor hem af. Weg is mijn plan om naar Hermonville te lopen. Opeens stopt hier mijn wandeldag, er is voor me beslist. Was het mijn engelbewaarder?

Als ik over het terrein loop kijk ik mijn ogen uit, schuur na schuur is gevuld met tweedehands spullen, ertussen lopen de kopers.

Om 19.00 uur ga ik weer naar de eetzaal. Langzaam stroomt deze vol met mensen. Daklozen, kansarmen, asielzoekers. Kreukelige overhemden, monden waarin te zien is dat een tandarts een luxe is, kleding verwassen maar schoon. Vriendelijk word ik begroet. Ze willen dat ik voorga in de rij voor eten. De sfeer is warm en vertrouwd. Aan alles merk ik dat ze elkaar goed kennen en respecteren. Ik herken nu ook mannen en vrouwen die in de tweedehands winkel stonden.

Een Algerijnse vrouw komt bij me zitten, met haar dochter woont ze sinds vijf jaar in Frankrijk, zijn ze sinds vijf jaar in deze opvang. Ze vertelt dat ze drie kinderen heeft. Ik kijk haar aan, in haar ogen lees ik het antwoord, dit gezin is verscheurd. Ze verteld dat er 35 kamers in dit gebouw zijn en bewoond worden door de kansarmen. Ik zie met eigen ogen hoe goed de opbrengst van de Emmaüs winkels hier besteed wordt.

Ik denk weer aan het kille gesprek met de vrouw van de B&B van vanmorgen. Ik kijk naar deze mensen. Ik vergelijk… Hier maakt het niet uit wie je bent, waar je vandaan komt of wat je doel ook is. Er wordt voor je gezorgd.

9 gedachtes over “Emmaüs…

  1. Hoi Vronie
    Met belangstelling volg ik je op je reis
    Herkenning voor mij is hier zeker op zn plaats. Wat die likdoorn betreft probeer ze wat af te schrapen met een klein scherp mesje, verkrijgbaar in de apotheek.
    Verder wens ik je al het mooie en goede op je camino.
    Gr mede pelgrim uit Akkrum, vroeger Nibbixwoud.
    Henk Spijkerman

  2. Dag lieve Vronie, nu 2 weken op pad en latlstige momenten met blaren en likdoorns en het zoeken naar slaapplaatsen worden afgewisseld met prachtige ontmoetingen en het vertrouwen dat het toch weer goed komt.

    Lieve groetjes Peter (de Wit)

  3. Lieve Vronie, wat fijn om je zo te kunnen volgen op je voetreis… Soms een beetje moeilijk en ,n traantje Dan weer overdonderd door de goedheid van mensen. Het ga je goed…liefs Ria

Geef een reactie