23 juni2023. Als ik voor de kathedraal sta krijg ik een brok in mijn keel. Hier ligt mijn start van de Via Francigena. Het is het reizen en de frustraties waard geweest. Binnen in het kantoor wordt plechtig de allereerste stempel gezet. Nadat ik de vrouw, die de stempel zette, beloofd heb om terug te komen voor een uitgebreid bezoek aan de stad ga ik onderweg. Canterbury is inderdaad een plaatje, de historie druipt eraf. Als ik een terrasje zie in de zon doe ik mijn rugzak af. Ik bestel cappuccino met havermelk en kies een heerlijk stuk vegantaart uit de vitrine. Al snel schuiven een man en een vrouw naast me op de bank. Ik zie ze naar mijn rugzak kijken, ik moet grinniken als ik ze Nederlands met elkaar hoor praten. ‘Zal ik mijn wandelstokken weghalen’, zeg ik in mijn moedertaal. Ik moet lachen om hun verraste gezichten. Al snel praten we over hun vakantie en over mijn wandeling.
De tijd gaat hier dubbel zo snel want opeens is het bijna 11.00 uur. Ergens schijnt het nog niet tot me door te dringen dat er nog ruim 32 kilometer gewandeld moeten worden onder de inmiddels hete zon. Ergens heb ik nog steeds het idee dat het ‘zomaar’ gaat.
De glimlach is niet van mijn gezicht te krijgen als ik vlot over de straatstenen van de stad ga. Ontroerd sta ik stil en kijk naar de eerste aanwijzing die mij naar Rome moeten brengen. Ik roep mezelf wakker want als ik nog langer blijf staan dromen ben ik er in september niet.
Het dringt ook nog steeds niet tot me door dat daar flink voor gebeuld moet worden. Het lijkt wel of alle ervaringen van mijn andere wandeltochten uit mijn geheugen zijn verdwenen. Niet veel later passeer ik de volgende kerk, binnen vraag ik weer om een stempel. De jongen die ik aanspreek, antwoord in het Nederlands, hij is getrouwd met een Nederlandse! Vrolijk pratend loopt hij met me mee naar het kantoor waar de stempel ligt.
Achter de stad beginnen de velden, glooiend liggen ze daar vol met graan. Het pad gaat er dwars door, aan weerszijde wuiven de aren me bemoedigend toe. Het graan gaat over in weiden. Het gras komt soms tot mijn oksels. Tussen het groene steken de rode, gele, blauwe, en paarse bloemen als gekleurde stippen er bovenuit. Een vogeltje zingt het hoogste lied, uit zijn trillende keeltje komt de ene aria na de andere. Als ik goed kijk zie ik dat hij op de top van een zuringplant zit, de plant buigt niet door, dat vogeltje moet minder wegen als een veertje.
Blij zie ik steeds weer dat de bewegwijzering in Engeland goed is voorzien en samen met de app op mijn telefoon is het bijna onmogelijk om te verdwalen. Mezelf kennende controleer ik steeds of het bewegende stipje, dat ben ik, netjes op de rode streep blijft.
De eerste vijf kilometer is de euforie nog ruimschoots aanwezig maar elke kilometer daarna zakt hij steeds een stukje naar de achtergrond tot er niets meer van over is. Het wordt me elke kilometer duidelijker dat lopen naar Rome niet vanzelf gaat.
Een paar kilometer voor Sherpherdswell zie ik een groep vrouwen met een reisleider. Het vrolijke Nederlands komt me tegemoet gewaaid. Ze bewonderen me om mijn voornemen. Ik glimlach wat vaag, vanbinnen voelt het inmiddels heel anders. Ik ben nog niet eens op de helft van mijn afstand van vandaag en mijn voeten doen nu al zeer en die rugzak voelt als lood. Ik sleep mezelf de laatste meters naar Sherperdswell en val op een stoel voor de pub neer. Ik sla twee grote glazen ijskoude coca cola achterover samen met een zakje zoute chips. Ik drink nooit geen coca cola, waarom ik dat nu opeens kies? Ik voel de energie weer terugstromen en blij trek ik na een half uur mijn schoenen weer aan voor de laatste 14 kilometer.
Het is inmiddels half vijf. Toch wat ongerust bel ik naar het hostel waar ik een bed geboekt heb want het kon wel eens een erg latertje worden. Gerustgesteld zwoeg ik weer verder. Graspaadjes gaan over in bospaadjes. Asfalt gaat over in grindpaadjes. Eekhoorntjes huppelen voor mijn voeten weg. Vlinders vliegen om me heen. Insecten met rode vleugels gaan van bloem naar bloem. Ik drink het laatste water uit mijn fles. De waterslang, die voor op mijn borst hangt, deint met elke stap nutteloos mee want ik heb de waterzak niet gevuld. Regelmatig stop ik, mijn linkerheup doet pijn, mijn bovenbeen protesteert. Het is niet meer te vergelijken met mijn trainingswandelingetjes thuis. Mijn brandende voeten negeer ik maar voor het gemak.
Als ik eindelijk het geluid van schreeuwende meeuwen hoor weet ik dat de kust en daarmee Dover dichtbij is. Om negen uur sta ik voor het hostel, volledig uitgeput. Ik kan nog bijna niet geloven dat die 32 kilometer eindelijk gelopen zijn. Het is me gelukt! Als ik de deur open hoor ik opgewonden stemmen zeggen: ‘Daar komt een pelgrim’. Wauw, wat voel ik me welkom. Een meisje met lange krullende haren komt lachend naar me toe. Ik hoor hoe ze overlegt met haar man. Ik had een bed in een slaapzaal geboekt maar ik krijg, omdat ik een pelgrim ben, een kamer voor mij alleen.
Terwijl ik wacht op de pizza in de oven vertelt ze me dat ze twee jaar terug ook de Via Francigena heeft gelopen. Ik hoor de heimwee in haar stem. Als geen ander weet ze hoe belangrijk een ijskoud biertje juist nu is. Met grote slokken drink ik uit het glas met schuimend vocht, ik voel hoe het vocht naar binnen glijdt. Met het bier keert de euforie weer terug. Mijn voeten liggen ontspannen op een andere stoel. Ondertussen babbel ik met het meisje over haar tocht. Ik hang aan haar lippen want zei weet als geen ander wat ik straks tegen ga komen.
Het is laat als ik onder de douche stap, ik laat mijn ogen over de smerige vloertegeltjes gaan. Over de smerige ramen en over de spinwebben in de hoeken en glimlach. Ik voel weer het warme welkom en haar zorg voor mijn welzijn. Dankbaar val ik met een glimlach om mijn mond in slaap.
Het is een mooi verhaal en het is gewoon zo mooi ik heb geen worden voor kusjes Sarah en Fleur Joep
Door omstandigheden nu pas aan het eerste deel van je blog begonnen. Het smaakt naar meer. Inmiddels ben je al in Italië beland! Groet uit Groesbeek, Dieuwke