18 juli 2023. Het was vannacht een stuk frisser, ik had beide ramen wijd open gezet zodat de frisse lucht goed naar binnen kon. Het maakte me wakker. Ik trok een deken over me heen en viel zo weer behaaglijk in slaap.
Als ik beneden kom staat de tafel gedekt. De Denen slapen nog. Mijn gastvrouw ziet er beduidend frisser uit als gister, ze maakt ook een meer verzorgde indruk. Misschien had ze gister wel migraine of last van de warmte. Ze is vriendelijk en belangstellend en vraagt naar mijn bestemming voor vandaag. Na een hartelijke afscheid ga ik de weg op.
Aan de overkant staat een auto met een Nederlands kenteken, hoe klein kan de wereld zijn. We maken even een praatje en dan trek ik de banden van mijn rugzak aan en ga op weg. De lucht is stralend blauw, de middag kon wel eens erg warm worden.
Er staan voor vandaag ruim dertig kilometer in mijn routebeschrijving, dat is behoorlijk. Ik merk dat de rustige dag van gister me energie heeft gegeven, samen met de frisse ochtend in ieder geval een goed begin.
Ik heb een schema bedacht, elke vijf kilometer pauze. Waarvan twee pauzes een half uurtje met koffie! Het gaat goed, ik loop lekker in een constant ritme.
In het dorp Culmont zie ik iets wat ik nog nooit eerder gezien heb in Frankrijk. Voor de huizen aan mijn linkerhand stroomt een beekje en daarom hebben alle huizen een bruggetje. Een puur Hollands tafereeltje
Om tien uur trekt de lucht helemaal dicht en wordt het benauwd. Ik kijk omhoog naar de wolken, ik heb geen idee wat ze gaan brengen. Er is maar één ding wat ik kan doen en dat is rustig verder lopen.
Al snel ga ik het bos in. Eindeloze kilometers hoge bomen. Het is bladstil, het knerpende geluid van mijn voetstappen is het enige geluid. In de verte hoor ik de eerste onweer rommelen. Hier onder de bomen voel ik me wat de onweer betreft veilig, daarom laat ik het gewoon gebeuren. De vliegen zijn afschuwelijk irritant, ze vliegen met meerdere voor mijn ogen. Wat ik ook doe ze zijn onverstoorbaar. Tijdens de pauze doe ik zelfs mijn vest aan en mijn hoed op.
Het onweer boven het bladerdak en ik onder het bladerdak is heel lang een prima oplossing. Als ik een boswachter zie hoor ik sinds uren weer mijn eigen stem. De zin bestaat uit: ‘Bonjour.’
Weer uit de bossen doe ik de regenhoes over mijn rugzak voor de regenbuien die af en toe vallen. Het valt allemaal nog mee. De onweer rolt aan alle kanten, komt dat door de bergen? De lichtflitsen zijn ook overal.Ze komen ook uit de lucht waar ik geen onweerswolk zie.
Als het weer tijd is voor een pauze ga ik aan de rand van het bos zitten. Vanaf die plaats kijk ik in het dal met een dorpje. Ik kijk naar het kerkje waar de huizen omheen zijn gebouwd, ik kijk naar de velden en naar de bossen achter me. Het voelt allemaal zo onwezenlijk. Ben ik het echt die hier zit? Ben ik het echt die dit allemaal ziet? Is dit nu de droom waar ik al jaren naar uit heb gekeken? Ik kan het gevoel wat door me heen gaat niet vatten. Ik vind er geen woorden voor. Ik ben zo helemaal niets hier, een minuscuul stipje op de grote aarde. Dit unieke moment zal me altijd bij blijven.
Veel meer tijd voor muizenissen is er niet. Het weer neemt een drastische wending aan. Zo dreigend, zo heftig dat ik snel opsta en weet dat het voor mijn veiligheid beter is hier weg te gaan. Ook al word ik beschermd door de sleutelhanger en al die wensen van anderen, ik moet het niet uitdagen. De regen wordt nu menens.
Als ik bij het dorpje kom waar ik net nog op uitkeek ga ik snel in het bushokje zitten. Ik pak mijn leesboek erbij en hoop dat de bui snel over is. Mijn schema loopt hierdoor wel wat vertraging op. Opeens komt er iemand om de hoek. Ik moet lachen, een echte pelgrim. Dagen zie ik ze niet en nu komt er een eentje naast me zitten in het bushokje. Het is een jongen uit Wales ook onderweg naar Rome. Het is zijn kwetsbaarheid die me weer doet denken aan Johannes. Ondanks zijn grote baard ziet hij er nog zo jong uit, de beugel die zijn tanden moeten corrigeren geven hem een kinderlijke uitstraling. Hij kampeert want dat is goedkoper. Hij is ook ongeduldig, hij wil snel de laatste kilometers lopen want hij heeft geen eten meer. Ik zie hoe hij met zijn gezicht afgewend snel wat brokjes geitenkaas in zijn mond stopt. Dit gaat me te ver. Ik heb ruim eten in mijn rugzak en bied het hem aan. Hij kijkt wat verlegen en slaat het af. Ik snap zijn keuze om zichzelf te kunnen redden en laat het hierbij. Hij doet zijn regenjas aan en gaat weer onderweg.
Ik trek mijn blauwe regencape aan en ga ook verder. In de verte zie ik de jongen met gehaaste stap lopen. Opeens hoor ik een raar geluid boven me. Ik stop en kijk omhoog naar de grijze wolken, ik krijg er een onrustig gevoel van. Ik heb nog nooit wolken geluid horen maken, het lijkt wel te kraken boven me. Het zal de wind zijn, denk ik. Opeens krijg ik een tik op mijn hoofd. ‘Au’, roep ik luid. Ondanks mijn hoed doet het pijn. Ik veeg met mijn hand over mijn hoofd. Meer tikken volgen en meteen zie ik de oorzaak. Er komen hagelstenen uit de hemel, zo groot heb ik ze nog nooit gezien, twee tot drie centimeter is niet overdreven. Dit was dus het krakende geluid boven me. Het is alsof iemand steeds een handvol met stenen naar me gooit. Ik verberg me zo goed mogelijk onder de blauwe cape en probeer de hagelstenen zo wat van me af te houden.
De bui duurt niet lang, tien minuten later zijn alle stenen gesmolten. De zon is er voor in de plaats gekomen. De hete stralen laten het regenwater in een hoog tempo verdampen, er komt nu stoom van de grond.
Het ziet ernaar uit dat het weer nog meer in petto heeft. Gitzwarte luchten komen van links mijn kant boven de Mont Olivier uit. Argwanend kijk ik ernaar, wat kan ik nog meer verwachten? Een groepje witte windmolens staat schrikkerig stil tegen die zwarte luchten. Het wit steekt schril af tegen de luchten.Het lijkt wel alsof ze de bladen in volle overgave naar beneden laten hangen.
De laatste kilometers loop ik weer in de zon. Als ik een bankje zie staan bij het riviertje “Le Salon” ga ik zitten. Ik kijk uit op een prachtige oude brug met bogen. Overal staan plantenbakken met overdadig bloeiende planten. Het water van de rivier stroomt rustig onder de brug door. Wat een vrede. Aan niets is het turbulente weer van eerder hier te merken. Ik pak mijn boek erbij. Ondertussen steek ik steeds een zuurtje in mijn mond.
Ook al moet ik nog een paar kilometer, ze moeten wel gelopen. Op mijn gemak slenter ik naar het stadje Champlitte. In het pelgrimsverblijf ontmoet ik Rochella en Mario van Sicilië. Ze lopen de Via Francigena in etappes. Gezellig om eindelijk eens met andere pelgrims samen te zijn. Ik kruip in het onderste bed van de twee stapelbedden die er staan…
Wat weer een prachtig verhaal Vronielief…het contrast tussen de serene stilte en het gekraak van de enorme hagelstenen…heb me weer gelaafd aan je woorden…ze haast ademloos gelezen.
Veel liefs van mij,
Cora xxx