4 juli 2023. Met stevige knuffels nemen we afscheid van elkaar. Ook al ken ik mijn pelgrimsfamilie nog maar kort, we voelden ons één. We hebben allemaal hetzelfde doel en dat schept een hele hechte band.
Het is nog heerlijk fris als ik de “ferme” verlaat. Er zijn vandaag dertig kilometers te lopen en ik wil voor de middag over de helft zijn en zo op tijd in Tergnier aankomen. Mijn voeten voelen goed en de rugzak zit lekker.
In Étreilles zie ik dat het hier anders is, grote huizen, minder leegstand, dikke muren om het bezit en zelfs de kerktoren heeft twee hanen. In het cafeetje dat ik passeer, want ook al heb ik haast een café overslaan dat kan niet, is het anders. Er wordt hier duidelijk minder gegokt, ook de inrichting van het café is anders, minder slonzig.
De eerste tien kilometers zijn zo voorbij, ik klop mezelf even goed op de schouder, ik wordt een echte pelgrim zo. Mijn gedachten gaan veel naar tien jaar terug, naar mijn camino naar Santiago de Compostela. Toen vond ik vroeg vertrekken bijna een doodzonde. En nu? Zie hoe goed ik het doe! Ik ben natuurlijk ook tien jaar ouder en het lijkt erop ook tien jaar wijzer.
Deze wandeling roept ook de andere herinneringen weer op . Die waren thuis moeilijk echt te voelen, thuis bleven zelfs de afschuwelijke zware momenten, een romantisch randje houden. Dan zuchtte ik glimlachend bij die herinnering. Nu weet ik weer echt hoe het voelt, niks geen romantisch gedoe. Keihard buffelen en geen dag verder vooruit kijken anders verlies je de moed om verder te gaan. Leven in het nu is heel erg letterlijk geworden.
Ik loop graag alleen, dat is niet veranderd. Het is heerlijk om ‘s avonds mensen te ontmoeten en eindeloos mee te kletsen maar tijdens het lopen kies ik vooralsnog om alleen te gaan. Ik kan stoppen wanneer ik wil, treuzelen en ik hoef niet gezellig te zijn. Want als het moeilijk gaat ben ik niet zo gezellig!
Dat zal vandaag goed lukken, het alleen zijn want ik zie niemand en Diaken Pierre, bij wie ik het bed boekte voor vanavond zei dat ik tot nu toe de enige was. Ik vind het prima en zie er al naar uit.
In Saint Simon hou ik mijn lunch, grappig, het jongste veulen van Arie heet ook Santos Simon, een lief benaderbaar beest. Na de lunch wordt het moeilijker om het tempo terug te vinden. Ik ga weer dwars door de velden, het eerste graan wordt hier geoogst. Een prachtig gezicht hoe het wordt gedaan. De machine, een groot groen monster, is als een gigantische kreeft. Met zijn grote groene scharen rollend voor hem uit grijpt hij al het rijpe graan. Bovenin de cabine zit de chauffeur als het uitpuilende oog van het beest. Ik zie hoe hij het pad nadert waar ik sta en maak een filmpje voor Joep. De stof van het droge graan vliegt over me heen tot zelfs achter mijn lenzen. Knipperend blijf ik tot het laatste moment staan en maak me dan snel uit de voeten voordat het overblijvende stro, wat hij aan de achterkant uitspuwt, over me heen komt. Tevreden klop ik even verder het stof van mij af en stuur het filmpje naar Joep.
De laatste dertien kilometer gaan langs het kanaal de Saint Quentin, niet echt boeiend, maar dan ben ik er ook bijna, troost ik mezelf met die saaiheid in het vooruitzicht. Ik zet mezelf in de niet vooruitkijken stand en begin eraan. Stiekem ontdek ik wel strepen op de weg en elke streep is honderd meter en tien keer is een kilometer. Halfweg kom ik even in woongebied, ik neem een korte pauze en ga op een bankje liggen. Meteen zak ik diep weg, als ik weer even boven kom tussen alle dromen in, ga ik meteen staan. Dit kan echt niet. Slapen, er moet gelopen worden. Ik pak mijn rugzak weer op en ga weer naar beneden naar het jaagpad. Meteen is het al krap, ik kan maar net achter de huizen om. Hierna is het pad begroeid met gras tot op schouderhoogte, maar ik zie nog steeds een pad. Stevig ga ik door, ik ben door niets van mijn tempo af te houden. Langzaam wordt het minder, ik zie geen pad meer alleen maar op mijn iPhone via Organic Maps. Een pad is er, dat is duideliik maar wordt het ooit gebruikt? Als ik voor een muur van schouderhoge brandnetels en bramen kom te staan stop ik. Ik heb geen zin nog meer bulten en schaven op mijn armen en benen te krijgen. Ik rits de pijpen aan mijn broek en trek mijn fleecevest aan. Zo gewapend met mijn stokken ga ik de ellende in. Ik ploeg me meter na meter erdoor in de hoop dat het na een paar meter beter zal worden. Mijn schoenveters blijven achter bramentakken hangen en gaan hierdoor los. Ik zie geen kans me te bukken om ze vast te maken, mijn gezicht hou ik graag ongeschonden. Na een paar honderd meter zie ik dat het een onbegonnen werk is er blijft een ding over. Met losse schoenen ga ik weer terug, ik voel me best wanhopig want dit is wél de kortste weg naar Tergnier waar Pierre in de kerk op me wacht.
Ik geef een diepe zucht als ik een uur later weer op de weg sta. Ik pak hier de route van de app op. Ook al is hij langer ik kom er in ieder geval ongeschonden uit. Ik buk me en knoop mijn veters weer vast. Het fleecevest, wat onder het blad en takjes zit doe ik onder de banden van mijn rugzak.
Al mijn energie is op maar er is geen keus. Ik worstel me door de laatste acht kilometers. Niet veel later gaat ook dit pad weer naar beneden, naar het jaagpad. Dat dit deel wél bewandeld wordt is duidelijk, het is geasfalteerd. Twee kilometer voor Tergnier belt Pierre en vraagt of hij me moet halen. Oh wat lief. Ik slik, ik ben het zo zat. Maar dan antwoord ik dapper dat ik de laatste kilometers wel loop, daarbij ik loop langst het kanaal en daar kan hij niet komen met zijn auto.
Als ik denk dat ik in Tergnier ben ga ik het jaagpad af, blij dat ik er bijna ben. Nu nog slechts de kerk zoeken, dat lijkt me ook een eitje. Ik vraag aan een bewoner naar de snelste route naar de kerk. ‘In Fernier of Tergnier’, is zijn wedervraag. Verward kijk ik hem aan en herhaal schaapachtig: ‘Fernier’. Oh nee, ook dat nog, ik ben te vroeg van het jaagpad gegaan. Maar hij wijst met zijn arm de richting uit en zegt: ‘ Tout drois, twee kilometer.’
Snel ga ik de richting uit en loop via Fernier naar Tergnier. Even verder vraag ik het nog eens aan twee meisjes. Eerst twee bruggen en dan de tweede straat recht. Wat ben ik blij met mijn tien woorden Frans, ik versta waarachtig de snel uitgesproken woorden. Ik jaag mezelf op want ik kom ruim een uur later aan als toegezegd.
Dan opeens hoor ik mijn naam. Aan de overkant van de weg staat Pierre me op te wachten. Ook al kent hij me niet, er lopen op dit moment niet veel vrouwen met een rugzak in de stad. Snel steek ik de straat over, zo blij dat er aan deze dag een einde komt. Ik smacht ernaar om mijn schoenen uit te doen, mijn rugzak in een hoek te gooien en mezelf languit op een bed ernaast.
Pierre is met de auto en binnen drie minuten staan we voor de kerk. Pierre is vlot in zijn taal, gelukkig Engels, en vlot in zijn gedrag. In hoog tempo gaat hij me voor naar mijn kamer en de keuken. We gaan van kamer naar kamer, we lopen door de kapel en door de kerk. Ik draaf achter hem aan door de gangen en heb geen idee meer waar ik ben. Ik probeer het belangrijkste, de sleutel, te onthouden want daarmee kan ik de kerk weer binnen komen. Dan gaat hij. Rust. Veel rust, ik ben alleen in de kerk. Ik dwaal nog eens door de vertrekken en probeer een logica te zien in de weg naar de keuken en weer terug naar mijn kamer. Ik pak de handdoek die hij me gaf. Het wordt tijd voor een lange lange douche. Welke deur ik ook open, nergens vind ik een douche. Tenslotte pak ik in de keuken een teil en vul die met water voor mijn voeten. Onderwijl eet ik van de noedels uit mijn rugzak en maak een beker cappuccino uit een van de kasten.
Ik bekijk de oogst van mij bramen- brandnetels avontuur. Op mijn rechter hiel prijkt parmantig een heldere, ronde blaar gevuld met vocht. Ik pak de jodium en de speld en doe mijn werk. Morgen plak ik de tape erop. Ik installeer mezelf met wat kussens op het bed. De lakens ruiken heerlijk fris, het vergoedt de afwezigheid van een douche. Terwijl ik schrijf aan mijn dagboek knabbel ik van de zoute koekjes uit mijn tas. Blij met de rust. Morgen wil ik nog niet weten…
.
Jeetje Vronie wat ben je toch een doorzetter.
Ik vind het knap hoor….
OVronie,wat maak je heel veel dingen mee mooi om te lezen,ge niet van elke dag
Veel liefs Joke
Vanmorgen met de koffie nog geen verhaal van Vronie. Het is eigenlijk het eerste wat ik doe smorgens kijken op de tablet. Maar iets later weer een prachtige belevenis van je. Vronie knap hoor wat een doorzettingsvermogen heb jij en een heerlijk bedje is toch wel lekker, na een zware wandeling. Geniet van je onderneming.
Heel veel liefs, Fia
Zo herkenbaar dat afzien en jezelf steeds maar moed in blijven spreken. Die laatste kilometers….. Nee, het is niet altijd alleen maar leuk. Soms keihard werken.
En inderdaad niet te veel vooruitkijken.
Succes, je kan het kanjer!
4 juli ik heb je ondertussen alweer even gesproken en Maud heb je ook weer gezien en gesproken in jullie taal. Slaap lekker. Tot morgen