Pareltjes…

13 augustus 2023.  Om de route op te pakken ga ik terug de stad in. Bijna maagdelijk stil ligt de hoofdstraat voor me. Ik geniet van de prachtige historische details die nu als het ware voor het grijpen voor me liggen. Mijn wandelschoenen  gaan  zachtjes over de straatstenen.

De warmte hangt tussen de huizen. Bij een pharmacia lees ik dat het nog steeds 24 graden is. Het duurt zeker een uur voor ik de stad uit ben, ik kan de weg ook slecht vinden en loop een paar keer heen en weer. De warmte wordt helaas buiten de stad ook niet beter.  Alles samen een matige start en met weinig energie.

Al snel word ik ingehaald door een fietser, hij remt af en groet me. Het is de jongen die ik gister ontmoet heb in mijn ostello bij de zusters. En vannacht toen ik naar het toilet ging, kwam hij net terug van een gezellig avondje in de stad.  Hij was zijn fietstocht naar Rome net gestart. Staande in de gang hadden we een gesprek over voeding en over energieverdeling tijdens sporten.  Hij vertelde me ook heel trots dat hij een dokter was. Hij had gister nog gewerkt en was meteen na zijn dienst in zijn fietskleren  gestapt.

Even later stopt hij bij hetzelfde cafeetje waar ik ook wat ga drinken. Het is elf uur in de ochtend maar mijn lijf smacht al naar een ijskoude coca cola. Het is de slechtste frisdrank die er is en ik heb het steeds iedereen afgeraden. En zie… De cafeïne, de suikers ze geven me een boost als een kopje koffie met suiker en melk. Daarbij is het heerlijk koud. Ik probeer het te houden bij twee flesjes per dag.

Als ik mijn rugzak open om iets te pakken zie ik dat de jongen naar mijn kleine apotheek kijkt. Ik lach en zeg:’Je weet maar nooit wie je hiermee kan helpen.’ Hij vertelt nu dat hij cardioloog is en met een schuine blik naar mijn miniapotheek vraagt hij naar mijn werk.  We hebben een gesprek over de gezondheidszorg in het algemeen. Ik ben eigenlijk heel nieuwsgierig hoe hij kijkt naar de verschillen in behandeling van mannen en vrouwen en natuurlijk met name op cardiologisch gebied.

Na lange tijd zie ik de zonnebloemen weer.  Er is niets meer over van de trotse tournesol. Als oude, rimpelige vrouwtjes hangen ze met hun hoofd naar beneden. De blaadjes als een uitgezakte permanent om hun verdord gelaat. Ik word er bijna verdrietig van.

Tijdens een van mijn pauzes ontmoet ik een Franse familie. Samen met hun drie kinderen lopen ze in etappes naar Rome. Zo zijn begonnen in Chalon sur Champage, bij hun woonhuis. ‘We lopen van Home naar Rome’, zegt de man enthousiast. Het doet me denken aan het andere Franse gezin. In hoeverre de kinderen vrijwillig meelopen? Het meisje legt haar hoofd op haar armen en straalt niet veel enthousiasme uit. Maar er is ze een zwembad beloofd bij de volgende stopplaats.

Met regelmatige pauzes in de schaduw ga ik verder. Het zijn niet veel kilometers vandaag  daarom is dit voor mij weer een zogenaamde rustdag. Die is eigenlijk ontstaan uit noodzaak. Er was geen slaapplaats in Santa Cristina en in de plaats ervoor was de ostello niet beschikbaar.  Ik heb de afstanden omgedraaid en een slaapplaats gezocht in een hotel in Belgioioso.  De langere afstand is nu voor morgen.

Ik ben al rond half twee in het dorpje. Als ik bij het hotel kom ziet het er wel erg gesloten uit. Ik gluur eens door de gordijnen aan niets kan ik zien of het nog wel gebruikt wordt. Volgens het grote reclamebord is het ook een restaurant. Die gaat natuurlijk pas laat open, redeneer ik. Aan de overkant zie ik een simpel kebab-pizza restaurantje. De deur staat open. Ik steek voorzichtig mijn hoofd door het kralengordijn en zie twee vrouwen zitten. ‘Kan ik hier cola kopen’, vraag ik. Een van de vrouwen gaat naar de keuken en regelt voor mij een ijskoude cola. Ik besluit hier nog even te wachten want ik had tenslotte gezegd dat ik pas rond drie uur zou arriveren. Als de cola op is word ik toch wat ongeduldig en er rijzen ook vragen. Toch weet ik zeker dat ik met dit hotel gebeld heb. Ik vraag aan een jongen die in het restaurant gedeelte zit of hij iets meer weet. Hij loop met me mee naar de ingang van het hotel en wijst op een handgeschreven briefje achter het raam. Ik pak mijn telefoon en probeer het bovenste nummer, geen gehoor. Vervolgens probeer ik het andere nummer en er wordt opgenomen. Ik hoor een mannenstem. Ik zeg slecht: ’Ik ben Veronica.’ Hij antwoord slechts:‘ Oké, wacht.’ Inderdaad niet veel later komt er een man met sleutels. Ik haal opgelucht adem, dus toch een slaapplaats.

Ik heb moeite met mannen die hun dikke buik onder hun shirt uit laten komen, mogelijk zien ze het zelf niet. Ik besluit me er niet door te laten beïnvloeden. Hij vraagt om buiten te wachten. Ik grinnik en denk: de kamer  moet zeker nog schoongemaakt. Ik zit er niet ver naast. Na een kwartiertje mag ik binnenkomen, hij geeft me de sleutel van kamer 16. ‘No breakfast’, roept hij me nog na. Ik ga de trap op en open de deur. ‘Gatverderrie,’ roep ik uit. Het bed ligt omgewoeld, gebruikte handdoeken slingeren rond, hier heeft iemand al geslapen. Ik loop snel de trap weer af en geeft verontwaardigd de sleutel terug.

Hij kijkt, roept sorry en geeft me een andere sleutel van een andere kamer. Hier vind ik een keurige kamer achter de deur, een ventilator probeert hardnekkig de hitte te verdrijven. Spierwitte handdoeken worden me nog nagebracht. Op de hitte na ben ik blij met de ruimte.

Na de douche trek ik de stad in op zoek naar eten en naar een ontbijt voor morgen. Zondagmiddag is een slecht tijdstip daarvoor. De supermarkt is al gesloten. Ik struin de straat af en vind een cafeetje. Ik bestel koffie, meteen zie ik ook dat er nog wat broodjes in de vitrine liggen. De vrouw spreekt uitzonderlijk goed Engels, ik maak haar een compliment. ‘Ik ben geen Italiaanse’,  zegt ze, ‘ik kom uit Servië. Ik probeer te achterhalen waarom ze verhuist is en of ze haar geboorteland niet mist. Ze antwoord slechts: ‘Mijn kinderen zijn hier  geboren.’  Ik reserveer twee broodjes en drink mijn koffie. Als ik weer naar binnen ga om te betalen en om mijn bestelling mee te nemen overhandigt ze me nog een zakje en zegt: ‘ Dit krijg je van mij.’ In het zakje zit een derde broodje. Ik word helemaal warm vanbinnen. Wat een lief gebaar.

Als ik even later weer een cafeetje zie waar ook “bistro” op staat, ga ik naar binnen misschien kan ik hier iets eten. Helaas. Ik zie mooie oranje sinaasappelen liggen op de toonbank, het water loopt in mijn mond.  Ik vraag of ik ze mag kopen. De vrouw kijkt me aan, schuift de twee sinaasappels naar mij en zegt: ‘Je mag ze zo meenemen, je hoeft niet te betalen.’ Ik sta even met een mond vol tanden. Weer! Weer zorgt er iemand voor me. Keer op keer bedank ik en stop de mooie vruchten in mijn tas.

Terug bij mijn hotel ga ik weer naar de overkant. Ik duw her kralengordijn opnieuw opzij en ga naar binnen. De moslimvrouw kijkt me vragend aan, ze veegt met haar handen over haar groezelige kleding. Onder haar jurk zie ik het figuur van een vrouw die veel kinderen heeft gekregen maar haar ogen stralen jeugdigheid uit. ‘Kan ik hier een pizza eten?’ vraag ik. Ze begint te stralen en zegt: ‘Si, si.’ Ze gaat me voor naar het eetgedeelte en schuift mijn stoel naar achter. Ze zet een grote ventilator achter me aan om de warmte te verdrijven. Met behulp van mijn iPhone vertel ik wat ik graag wil eten en drinken. Ze gaat terug naar de keuken.

Ik kijk eens rond, het hangt hier vol met plastic bloemenslingers. Plastic over de tafels en de stoelen zitten slecht. Met goedkope spullen en meting mei plastic decoraties hebben ze getracht er allure aan te geven.

Mijn pizza wordt al snel geserveerd op een plastic bord. Ik zet mijn mes erin, soepel glijdt hij door de knapperige kortst. De pizza smaakt heerlijk en ik eet hem  bijna helemaal op. Dat is echt uitzonderlijk, meestal ben ik halverwege voldaan.

Ik ga naar voren om af te rekenen en neem ook nog een cola en een ijsthee mee voor bij het ontbijt. Via mijn iPhone zeg ik: ‘Dit was een heerlijke pizza, de lekkerste sinds lang.’ Ze leest wat ik schrijf. Haar ogen beginnen te stralen en ze werpt me een handkus toe. Bij de betaling rond ik het bedrag af. Weer die stralende ogen. Koffie, koffie, roept ze.  En of ik het welke niet wil ze brengt me een kopje sterke koffie. Terwijl ik de suiker erdoor roer denk ik: wat is er weinig voor nodig om iemand blij te maken en het respect te geven waar ze recht op hebben.

Ik steek de straat over en ga naar mijn kamer. De ventilator krijgt de hitte er niet uit. Het zou me niet verbazen als ik de enige logee ben vannacht. Ik denk weer terug aan al die attente gebaren. Het zijn de pareltjes op mijn camino…

Geef een reactie