16 augustus 2023. Aangestoken door de andere pelgrims ga ik ook vroeger van start. Om half zes zit ik op de rand van mijn bed.
Het soutien 24 graden. Het begin is niet zo erg mooi, veel industrieterrein. Elena had me hier al voor gewaarschuwd. Ik kijk er niet naar en ga zoveel mogelijk in één tempo door. De zonsopkomst maakt veel goed.
Het heeft al lang niet meer geregend in Italië. Niet alleen de rivier de Po staat laag, de rivier de Torrente Uva ligt zelfs helemaal droog. De laatste regen had ik nog met Iris op negenentwintig juli. Mijn regencape is langzaam onder in mijn rugzak beland, hij ligt niet langer meer voor het grijpen boven in.
Het voordeel van vroeg beginnen weegt toch wel op tegen de zweetdruppels die in de middag door de hitte over mijn rug gaan. Tania en Matheo spannen de kroon. Zij gaan echt midden in de nacht weg. Half drie is hun favoriete tijd. Ook al heb ik een hekel aan vroeg opstaan, er is toch wel iets voor te zeggen want de eerste uren zijn veel beter te verdragen. Het zou zomaar wel eens kunnen dat ik er noodgedwongen bij ga horen.
Ik loop al een tijdje achter een man met een blauw shirt. Ik vergelijk zijn tempo met de mijne, ik moet me duidelijk inhouden. Terwijl er niets mis is met zijn stevige stap. Ik vind dat ik achter hem moet blijven en regel mijn afstand naar de zijne. Lang gaat dat goed tot ik een bankje in de schaduw zie. Ik doe mijn rugzak af en zak erop neer. Mijn waterfles gaat keer op keer naar mijn mond, het water smaakt ook zo heerlijk. Ik ben de man alweer vergeten.
Na een kwartiertje sta ik op en loop in mijn vaste tempo verder. De man met lichtblauw shirt is omgekeerd en komt me nu tegemoet. Hij houdt me staande en begint in goed Engels zijn vragen. Ondertussen veegt hij met een zakdoek steeds het zweet van zijn hoofd. Als hij hoort dat ik in Canterbury ben begonnen is hij echt vol respect. Zelf had hij ook een stuk van de Via Francigena gedaan. Van huis, dat is waar we nu ongeveer lopen, tot Rome. Hij vertelt dat het mooiste stuk nog gaat komen. Maar er was ook een stuk die hij niet mooi vond en daarom met de bus had gedaan. Het is natuurlijk leuk om die woorden van lof te horen. Kort denk ik even aan het begin en aan die dagen in Noord Frankrijk. Snel duw ik de herinneringen weer weg, ik ben er nog lang niet. Wie zegt dat ik het ga halen? De woorden zijn hier helemaal niet op zijn plaats. Toch recht ik mijn rug extra, en voel het als een stimulans om vol te houden.
Als ik de gelegenheid heb om te drinken doe ik het en nu niet alleen vanwege de gezelligheid maar vanwege het extra vocht wat ik kan nemen. Grote bekers koffie met melk of cola. Als ik eraan denk vul ik ook meteen mijn water bij. Liters vocht gaan erin op een dag en liters vocht gaan er elke dag via mijn huid eruit.
Vlak voor het dorp Valconesse hoor ik blaasmuziek. Dat is gek, waar zou dat vandaan komen, het laatste wat ik hier zou verwachten. Als ik beter kijk zie ik aan het einde van een prachtige oprijlaan, met aan weerskanten reusachtige bomen, voor een kasteel een groepje trompettisten. Onder leiding van een dirigent wordt er geoefend. Ze spelen ze een stuk keer op keer. De grote poort voor de oprijlaan is gesloten. Nieuwsgierig geworden loop ik om het park heen. Ik hoor nog meer instrumenten maar waar zijn die dan? Aan de zijkant is er een toegang. Ik vind dat ik als saxofoonspeler het priveterrein mag betreden. Ik zie nu overal groepjes zitten. Gitaren, violen, slagwerk, contrabassen. Op afstand hoor ik het zwaar koper en natuurlijk ook de saxofoons, de houtblazers. Ook lijk ik in het park wel iemand met een hobo te zien lopen. Wat is dit voor een bijzondere wereld. Razend nieuwsgierig ben ik.
Ik loop eerst naar de dichtstbijzijnde sectie, de trompetten op de oprijlaan. Op mijn verzoek herhalen ze het stukje wat ik hoorde en ik neem het op om het aan mijn eigen muziekclub te laten horen. Het klinkt echt goed, dit zijn geoefende spelers. De dirigent vertelt me dat het hier om een internationale uitwisseling van muziekvrienden gaat. Veel landen zijn aanwezig, helaas geen Nederland. De uitwisseling duurt een week. Ze oefenen, in secties verdeeld, over het hele terrein gedurende een aantal dagen. ‘Morgen, donderdag, hebben we de try-out,’ zegt de dirigent. ‘Vrijdag is het officiële concert.’ Ik schud met mijn hoofd, daar zal ik niet bijzijn.
Met meer lef loop ik nu verder het park in. En luister bij een aantal secties naar hun verrichtingen. Ik wil de concentratie met mijn aanwezigheid niet verder verstoren en loop het park weer uit. Opeens hoor ik uit een van de gebouwen een prachtige stem. Ik glimlach en denk: er is ook een zangeres.
Ik heb er toch stiekem heel wat tijd doorgebracht, ik voel het aan de toenemende kracht van de zon.
Langzaam begint de omgeving hier te veranderen, het hele vlakke raakt weg. En voor het eerst van mijn leven zie ik de tomaten. De pommodori! Een heerlijke stevige tomaat met een zachte smaak en zonder het zaad. Natuurlijk gaat mijn hand naar de grond en met kleine hapjes eet ik keurend van de tomaat. De smaak is prima. Hier ligt de basis van al die heerlijke tomatengerechten. Hectaren vol liggen op de grond te kleuren. Pas als ze overrijp zijn, tegen het rotten aan worden ze geoogst, de smaak is dan het zoetste. Zelfs de geur van de lucht is wat zurig.
Op de kaart zie ik dat als ik een kleine omweg maak door een tunneltje ik langs een Lidl loop, daar wil ik mijn voorraad aanvullen. Trots op mijn zelfbedachte plan ga ik van het pad. Als ik bij het tunneltje kom zie ik dat die afgesloten is met een heel hoog hek. ‘Fuck, fuck,’ roep ik luid. Ik kijk goed of ik niet op een andere manier het klaverblad, waar de tunnel onderdoor gaat, kan oversteken om bij de winkel te komen. Helaas, ik moet terug. Ik loop weer langs de akker waar ze mijn geliefde pommopdori kweken. Grote trekkers en een opraapmachine halen ze net van het land. In een enkel ogenblik veranderen de heerlijke rode akkers in een kaal geplukt landje. Overvolle grote kiepwagens rijden de rode vruchten weg. Wat achterblijft is een triest stuk land met her en der nog een verdwaalde rode achterblijver.
Mijn watervoorraad gaat snel en ik heb de grote fles al leeg. Met nog een bodem in de andere fles ga ik de laatste kilometers in. Het beetje water wat nog over is, is niet genoeg om op te lopen. Wat is het heet en wat heb ik een dorst. Vlak voor mijn bestemming zie ik een fonteintje. Ik hou mijn fles eronder en drink die vervolgens in een keer weer leeg.
In de ostello van de parochie in Fidenza vind ik andere pelgrims. Matheo en Tania zijn er ook. We worden verwend, er wordt door Francesco voor ons gekookt. Mijn was draait in de machine met echte waspoeder en het zweet ros ik onder de douche eraf. Het einde van een lange hete dag…