Reims…

8 juli 2023. Om zeven uur trek ik de deur van het Emmaüs huis achter me dicht. Ik heb heerlijk geslapen en denk met een dankbaar gevoel terug aan het gastvrije onthaal.

Het is fijn om zo vroeg buiten te zijn, de lucht voelt nog als koele zijde op mijn armen. Vandaag komen de kilometers, die ik gister niet gedaan  heb, er extra bij. Ik wil graag op tijd in Reims zijn om daar genoeg tijd te hebben want Reims is een prachtige stad. Het zou eigenlijk vandaag mijn vrije dag zijn want met achttien kilometers te lopen zou een groot deel van de middag onbenut zijn. Die vrije middag had ik onverwachts gister, en ik denk dat hij niet beter ingevuld had kunnen worden dan slenteren door Reims. De camino is onvoorspelbaar denk ik terwijl ik Berry au Bac uitloop.

De kilometers gaan vlot, ondertussen bel ik met het thuisfront. Eigenlijk wil ik elke dag wel even met iedereen contact. Dat was mijn enige bezwaar bij deze camino naar Rome, het liefst nam ik ze allemaal mee. Als ik in september terugkom dan is het al herfst.

Het frisse gevoel verdwijnt al snel, de lucht betrekt wat. Bewolking komt voor de zon, hierdoor wordt het erg benauwd. Ik zweet niet snel maar nu is mijn shirt al nat en mijn gezicht is klam. Evengoed blijf ik in een rustig tempo door lopen.  Als ik nog dertien kilometer moet neem ik tijd voor een koffiepauze. Op een pleintje, tegenover de Marie, staan bankjes. Ik kies er een in de schaduw en zet water op voor koffie. Ik doe mijn schoenen uit zodat mijn voeten ook even bevrijd zijn. Om het pleintje staan lindebomen. Mijn vorige buurvrouw zie altijd: ‘Boompje groot, planter dood.’ Ik kijk eens naar de stevige stammen, deze gaan al een tijdje meer. De planter zal zeker niet meer leven en generaties daarna ook niet.

Als de koffiepauze voorbij is ga ik weer verder. De bewolking is flink afgenomen, dat betekent weer felle zon en die is echt heftig vandaag. Ik zet mijn hoed en mijn zonnebril op om mezelf zoveel mogelijk te beschermen. In de velden is de zon is ongenadig. Stug ga ik door want Reims wacht op me. Regelmatig drink ik en eet ik wat. In de velden kan ik de kathedraal al snel zien, net als tien jaar terug. Alleen nu kom ik van het westen en toen vanaf het noorden. Ik zie nu de zijkant, de euforie die ik  voel is hetzelfde gebleven.

Als ik nog ongeveer zeven kilometer te lopen heb stop ik voor de laatste grote pauze. Ik gooi mijn rugzak op het pad en ik ga met mijn rug naar de zon ertegen zitten. Ik eet mijn appel en drink van mijn water. Opeens hoor ik een gerucht achter me. Ik kijk om en een trek van paniek komt op mijn gezicht. Een grote tractor met wielen groter als ik ben en een kiepwagen erachter staan achter mijn rug te wachten. Paniekerig graai ik mijn spullen bij elkaar en gooi alles in de berm. Heb ik alles? O jee, mijn telefoon ligt er nog een een snoer en ook de zak met tomaten. De chauffeur bekijkt mijn gedrag rustig en als ik alles aan de kant gelegd hebt passeert hij me met een brede grijns op zijn gezicht.

De laatste kilometers gaan taai, het is inmiddels absurd heet. Ik steek de ringweg over en kom in de buitenwijken. Van verre zie ik een Lidl maar nog belangrijker, achter de supermarkt komt de beroemde grote letter M tevoorschijn. MacDonalds!  Ik heb het beeld van een heel groot softijsje en een beker cola met ijs voor mijn ogen. Ik zak op een stoel neer en met grote halen gaat mijn tong langs het witte koude spul. Daarna is de beker met cola aan de beurt. Heerlijk koud voelt dat in mijn buik. Zo ga ik de laatste drie kilometers aan. Ik moet dwars door het station en daar zie ik een kraampje met koffie. Ik heb alweer dorst en daarbij wil ik niet helemaal uitgedroogd bij de kathedraal aankomen. Het is een belangrijk moment in deze wandeling, die moet bewust worden beleefd. Ik bestel een cafe americano en ga bij gebrek aan banken er mee op de grond zitten.

Opgetogen loop ik de laatste kilometer, ik zie de kathedraal al van ver. Rechtstreeks ga ik op mijn doel af. Ze is er nog. De engel met de glimlach, ik hoor haar zeggen: ‘Wat mooi dat je er weer bent.’ Vorig jaar stond ik hier met de fiets en keek ze ook blij. Ik ben weer in de ban van haar glimlach, die is zo mooi, zo oprecht. De magie is nog onveranderd.

Ik trek de deur open en stap in de kathedraal. Het is druk er zijn veel toeristen. Maar mijn ogen zijn gericht op één plek. Het tafeltje met de stoel ervoor. De vriendelijke vrouwen van het genootschap van Sint Jacob en nu ook voor de Via Francigena staan erachter. Ze zijn belangstellend, willen alles weten en ondertussen schuiven ze het grote boek naar voren. Tien jaar later schrijf ik weer mijn naam. Ik moet steeds denken aan wat ik toen voelde, toen ik mijn naam Konijn schreef. Ik dacht toen: pa, zie je mij? Ik durf mijn hoofd niet op te richten naar de grote gewelven want ik voel hoe mijn ogen vollopen met tranen. Terwijl ik mijn wangen droog veeg, gaat mijn hoofd toch omhoog. Ik kijk naar de hoge gewelven die me omsluiten. En voel weer dat veilige gevoel.

In het Nederlands schrijf ik verder, ik schrijf over mijn emotie van dit moment. De vrouwen maken me nu attent op iets anders. Als ik tien minuten hier wacht kan ik straks een concert bijwonen. Het requiem de Farré gezongen door leerlingen van de All Saint Catholic College. Wat is het al weer lang terug dat ik het requiem heb gehoord, een van mij favoriete stukken.

Ik ga op de voorste stoel zitten, de organist zit al klaar. Met een glimlach zie ik dat hij de pedalen bedient op sokken, knalrode. Precies om vier uur lopen de jongens en meisjes in hun paarse lange jassen binnen. Zo gauw als ik de eerste klanken hoor  klinken ben ik in de ban. Het prachtige orgelgeluid dat jubelend, klimmend het koor omlijst. De heldere, zuivere stemmen. De bekende woorden, zachtjes zing ik ze mee.

Wat een prachtig ontvangst in de kathedraal van Reims. Ik zie mijn rugzak staan in het gangpad, smerig en stoffig. De wandelstokken rusten ertegen aan. Mijn ogen gaan weer naar het koor, pubers, kinderen eigenlijk nog die buiten met skateboarden hadden moeten stunten, de meisjes giechelend bij elkaar naar de jongens kijkend.

Ze staan hier en zingen zo mooi. Er komen solisten, heldere stemmen. Een jongen, uit Eritrea, heeft een zware bariton en een verborgen kracht waar hij zich waarschijnlijk nog niet bewust van is. Het zonlicht wat door de beroemde glas in lood ramen van Chagall schijnt, tovert kleurige deeltjes die zich speels door de kerk bewegen. Keer op keer veeg ik over mijn wangen.

Na het concert ga ik naar buiten, de hitte slaat op me neer. De mensen zitten in de schaduw, bij fonteinen, voor een spoortje verkoeling. Snel loop ik de kilometer naar mijn slaapplaats. Ik laat me op het bed vallen, mijn ogen worden zwaar.

‘S avonds trek ik de stad in, fris gedoucht. Alle kleren zijn gewassen en hangen te drogen. Ik heb mijn rugzak helemaal leeg gehaald om te luchten en de tent uitgespreid. Het is warm in de stad, te warm. Op een terrasje eet ik een quich lorraine met salade. Een glas Chablis staat naast mijn bord naast een karaf koud water. Op een stukje quiche na gaat alles op. Het glas en de fles water leeg.

Binnen op mijn kamer is het warm. Ik denk aan tien jaar terug, toen was het niet zo warm. Ik schreef toen veel, ik glimlach bij de herinnering. Ik geef me aan de warmte over en val in een diepe slaap.

 

 

7 gedachtes over “Reims…

Geef een reactie