Twee schildpadden op 2473 meter …

31 juli 2023.  Als ik uit het raam kijk zie ik een strak blauwe lucht. Als dat een voorteken is, dan is het een goede want we hebben vandaag 1000 hoogtemeters te gaan.

Bij het ontbijt kletsen we met de zweedse Eva en Lisa, we kunnen het goed met elkaar vinden. We zien elkaar, als alles goed gaat, vanavond op de Grand Saint Bernard pas.

Er is alleen buiten op het pleintje WiFi,  ik bel daar nog even met Arie en stuur nog wat appjes. Daarna sluit ik mijn mobiele data en vertrekken we. Al met al is het kwart over tien. We zijn, zeker weten, de meest trage pelgrims.

Ik vind het spannend en stiekem zie ik er tegen op. Juist omdat gister mijn benen niet helemaal tof voelden. Na elke stop voelde ik een soort verzuring waar ik doorheen moest lopen. Datzelfde gevoel had ik ook toen ik op de fiets naar Frankrijk ging. Maar fietsen is een andere beweging als lopen en zeker met een rugzak die op je voeten drukt.

Meteen bij de eerste stappen weet ik dat het goed gaat komen. In een rustig tempo gaan we de Alpen in. Weer komen de lessen, die ik geleerd heb in de Himalaya, naar boven.  Loop als een schildpad, zoek de kleinste afstanden tussen de rotsen, zorg dat je lichaam zo weinig mogelijk beweging maakt. En de belangrijkste, neem de tijd. Dat laatste is het moeilijkste voor mij, ik ben vaak te ongeduldig. We gaan in de bekende formatie, Iris loopt voor.

Al snel komen we de twee gidsen tegen die we gister ook al tegen waren gekomen.  Ook nu blijven we even staan om te praten. De jongens lopen de route na, kijken of er obstakels zijn of andere problemen. Het zijn twee super enthousiaste jongens, naast het controleren van wandelpaden begeleiden ze groepen en organiseren ze trackingen. Ze zijn allround en werken in verschillende landen.

De hoogtemeters zijn er meteen en ze komen met veel tegelijk in stijle stukken.  Ondanks de strakke kuiten, pijnlijke hielen en tenen genieten we. De omgeving is zo ontzettend prachtig. Er groeien schitterende bloemen in de weiden, blauwe klokjes gele, roze en witte bloemetjes. Ook zie ik een nieuw soort, een donkerrode stevig op de stengel staande bloem. De hommels zijn er gek op, ze kruipen er diep in en komen er vol stuifmeel weer tevreden uit. Zachtjes wuiven de bloemen ons toe en bemoedigen ons. Regelmatig stoppen we en kijken rond. Tegen de blauwe lucht staan de hoge  bergtoppen om ons heen, sommige nog wit van de sneeuw. Spitse bergen met een agressieve vorm tegen anderen die met hun meer ronde vormen de indruk van de anderen verzachten.  Sommige bergen met een grijze uitstraling tegen andere die zijn begroeid met bomen.

Tientallen stroompjes steken we over, naarmate we hoger komen nemen ze toe. Al dat water van de toppen vind zo zijn weg naar beneden. Kleine stroompjes vormen samen een grotere tot ze samenkomen in lac des Toules, een groot stuwmeer.

Het is een droom om hier te zijn, om lopend naar de Grote Sint Bernard pas te gaan. De pas die ik ken van horen zeggen, van de schoolboeken. Ik ben zo blij dat Iris bij me is, nu kunnen we dit samen beleven. Steeds weer zeggen we tegen elkaar: ‘Mooi hè.’ We wijzen elkaar op mooie bloemen, een vogel in de lucht of kijken bijna vertederend naar de bruisende rivier.

Op afstand zien we hoe de auto’s in grote haarspeldbochten hun weg naar boven rijden.  Maar wij hebben ons eigen pad. Een pad waar we zorgvuldig elke keer onze voeten neerzetten, uitgekiende kleine stapjes. Een gevoel dat zo overweldigend is want met elke stap wordt het pad voor altijd ook ons pad. Als ik later de kaart van deze omgeving zie, weet ik dat ik daar mijn afdruk heb achtergelaten.

In het gebied van het stuwmeer hangen klimmers als grote gekleurde spinnen aan de rotswand. Kort daarna vinden we in een blokhut een echt superklein restaurantje. Twee mannen, klein en enigszins krom zitten aan een tafeltje voor de blokhut. Keer op keer dopen ze een stuk stokbrood in een kaasfondue. Smachtend kijk ik ernaar ik kan bijna de smaak in hun mond voelen, hoe hun smaakpapillen geprikkeld worden door die overheerlijke warme kaas met witte wijn.  Mijn beker cola, in de schaduw van een terrastent, vervangt noodgedwongen de fondue.

De bergen zijn onvermoeiend, de paadjes die ons naar de top leiden ook. Als er een stuk weer naar beneden gaat zeg ik tegen Iris: ‘Verdorie, die meters moeten we straks weer extra lopen.’

We houden de lunchpauze in de schaduw van een alpenhutje. Ik pak mijn esbitfornuisje en kook water, zachtjes pruttelt het vlammetje onder de hete zon voor een cup-a-soup en thee. Languit lig ik in de alpenweide en voel me even Heidi.

We lopen op een rand om een grote rotspunt heen. Voetje voor voetje, van steen naar steen. Soms is de berg mild voor ons en zijn stukken paden breder en lijken meer op een zachtjes stijgend graspad.  We zien een berghuisje, fier wappert daar de Zwitserse vlag. Onmiddellijk vallen we alletwee voor dit onderkomen. Een weekje hier door te kunnen brengen moet de hemel op aarde zijn.

In de schaduw voor ons zien we een stel pelgrims uitrusten.  Als we ze passeren kijk ik in het gezicht van de jongen, meteen zie ik dat hij ook onderzoekend naar mij kijkt. Ik ken hem maar waar hebben we elkaar ontmoet? Ik graaf in mijn herinnering van de weken sinds ik onderweg ben. Opeens! Murat, want zo heet de jongen weet het het eerst. We hebben samen geslapen in het pelgrimsverblijf in Bar sur Aube in Frankrijk. Ik kijk in zijn gezicht en ik zie de blijdschap om elkaar hier weer te ontmoeten. Onze ontmoeting toen was er een van minuten. Murat kwam laat binnen. Hij zei letterlijk: ‘ Oh, wat ben ik blij dat je Engels spreekt.’ Daarna vertelde hij dat hij in Parijs was begonnen en onderweg was naar Istanboel. De reden van deze keuze raakte toen mijn hart. ‘Mijn moeder is aan de Covid overleden en ik ga nu lopend naar Istanboel om haar graf daar te bezoeken’, zo vertelde hij. Dat korte gesprek staat me nog zo helder voor de geest. Het was aan de vooravond van 14 juli, een groot vuurwerk vulde de straat. Ik heb hem daarna niet meer gezien.

We geven elkaar keer op keer een high five en omhelsen elkaar. Wat een prachtige ontmoeting. Als we doorlopen moet ik er steeds aan denken, aan zijn lange tocht door al die landen, voor een bezoek aan het graf van zijn moeder. Als ons pad zich even later weer kruist weet ik wat ik moet doen. Ik pak mijn portemonnee en haal daar het kleine medaillon uit wat ik van moeder Overste in Saint Loup sur Aujon heb gekregen om me te beschermen, samen met het zout en de grote sleutelhanger. Als er iemand is die bescherming nodig heeft op zijn tocht dan is het Murat wel. Ik druk het kleine medaillonnetje in zijn hand en zeg dat ik het gekregen had om me te beschermen maar dat hij het nu nodig heeft. Met een knuffel nemen we daarna afscheid

In de laatste twee kilometers ligt het venijn, er moeten in korte afstand veel  hoogtemeters afgelegd worden.  We eten een banaan voor extra energie, drinken water en gaan op weg. Iris voor, ik erachter. Twee schildpadden samen op weg naar de top. Stap voor stap. Diep binnenin mij begint er iets te gloeien wat niet te stuiten is. Met elke stap groeit het overwinnaars gevoel. Als dan eindelijk, na uren en uren gestaag stijgen, ik mijn laatste stap van de bergwand op het asfalt van de weg boven zet komt dat gloeiende gevoel van trots samen met een dikke brok in mijn keel. Ik kijk Iris aan, we hebben het gedaan!

We laten ons fotograferen bij het bord met daarop onze prestatie is cijfers: 2473  meter hoogte. Lopen nog wat rond en gaan ons dan inschrijven in het l’Hospice, een historische plaats dat teruggaat tot de jaren 1100.

We betreden het prachtige gebouw en worden warm ontvangen. We lopen naar boven, over de diep uitgesleten treden door al die pelgrims die hierover gelopen hebben. Het is ook een plaats van weer ontmoeten, de Zweedse Lisa en Eva, het Duitse stel, het jonge stel uit UK en de Oostenrijkse Ernst.

In een grote zaal eten we het diner. Soep vooraf en daarna volgt er een stevige maal van grote bonen en een ratjetoe. Ik ga eens verzitten op de bank, ik krijg het warm, zoveel mensen in een slecht geventileerde vertrek. Ik trek shirt na shirt uit tot ik in mijn hemdje zit. Het eten ligt zwaar op mijn maag. Gapend zit ik op de bank en ben blij als we kunnen opstaan. We gaan nog naar de dagafsluiting in de kleine kapel in de kelder maar daarna gaat bij mij het lichtje uit…

5 gedachtes over “Twee schildpadden op 2473 meter …

  1. Vronie, je vertelt het zo, dat ik ervan mee geniet. Ik wordt er gewoon een beetje jaloers op en krijg ook heimwee naar onze tocht door de Pyreneeën en over Corsica. Geweldig. Jan Verbruggen

  2. Wat een prachtige verhalen en ontmoetingen Vronie. Wat fijn dat jullie dit stuk met z,n tweeën lopen en beleven. Topprestatie die hoogte bewandelen…

  3. Wat een prachtige tocht door de bergen …knap hoor Mooie foto,a erbij . Ik lees met veel plezier je verhalen . Het is soms alsof ik zelf meeloop..

Geef een reactie