Slaapplaatsen…

31 augustus 2023.  Ik had een onrustige nacht. De Italianen hadden alle ramen gesloten. Vijf volwassenen in geen al te grote ruimte is snel benauwd. Althans, dat vond ik. Ik slaap graag met het raam wijd open maar op een slaapzaal moet je concessies doen, dat spreekt vanzelf. Overdag miste ik ook al mijn oude energie en nu door de benauwde lucht voelde ik een hoofdpijn opkomen. Ik ging rechtop zitten en zocht in het donker op de tast de ibruprofen om de hoofdpijn meteen te onderdrukken. Hoofdpijn, daar ben ik echt niet blij mee, het blijft meestal drie dagen hangen. Uiteindelijk heb ik toen gevraagd of er alstublieft een raam open mocht voor wat zuurstof. Het raam aan mijn voeteneinde mocht ik toen een stukje openen, gretig snoof ik de frisse lucht. De nacht bleef onrustig en het hoofdkussen was  te hard. Ten slotte heb ik toen maar mijn fleecevest in het katoenen kussensloop gestopt.

Mijn eerste gedachte als ik wakker word, zijn mijn zooltjes. Behoedzaam haal ik ze uit het merinowollen shirtje waar ik ze meteen in gewikkeld heb toen ik ze uit mijn schoenen haalde. Ze hadden de hele nacht dicht tegen mijn buik gelegen en met  goed resultaat. Als ik ze tegen mijn wang houd voel ik nog de warmte van mijn eigen huid. Op het laatste moment had ik toch ook nog mijn shirtjes in de schoenen gestopt.

Na het ontbijt stop ik alle spullen weer terug in mijn rugzak en verlaat Gambassi Terme. Het lopen gaat goed, de brufen doet zijn werk.  Bij een cafeetje stop ik weer en bestel een cappuccino . De vrouw is heerlijke broodjes aan het klaar maken. Ik zeg dat het er heerlijk uitziet bij haar. Even later komt ze glimlachend naar me toe en legt een stuk van het vers gebakken brood voor me neer. Verrast door dit lieve gebaar kijk ik op. ‘Grazie,’ zeg ik. Het smaakt echt heerlijk vooral de zoute korrels erop.

Im het dal beneden me hangt een dikke mistlaag het lijkt alsof er een flinke rookbom in het dal is gegooid. Het witte verhindert me te zien wat eronder zit. Een bleek zonnetje klimt omhoog en gaat de nevel te lijf die langzaam oplost. Langzaam komt alles te voorschijn. De reusachtig pijnbomen, komen het eerst tevoorschijn. Hun contouren steken scherp af tegen de lucht. Daarna tovert de zon de wijngaarden tevoorschijn. Alsof er een meetlat naast heeft gelegen, zo symmetrisch zijn de rijen opgesteld. Wat ik van hier niet kan zien zijn de druiven. Ik weet dat de ranke bomen overdadig voorzien zijn van blauwe en witte trossen.  Goed voor liters witte en rode wijn. Ook al vind ik ze goed smaken voor een mooie wijn moet er veel suiker in de druiven komen en dat mag de zon doen. Nee, ze moeten nog meer rijpen.  De keurige vakken druiven worden afgewisseld met de olijfbomen.

Als ik verder kijk zie ik bergen. Zijn dat nog uitlopers van de Apennijnen? Mijn blik gaat terug naar het pad voor me en volgt de grillige loop.

Het is opvallend zoveel pelgrims erbij komen. Waar komen ze toch opeens vandaan? Ze lopen soms voor me en achter me. Bekende gezichten en ook veel nieuwe gezichten. ‘Weet jij waar al die pelgrims opeens vandaan komen’, vraag ik aan Fabian. ‘Het stuk na San Miniato is erg mooi,’ zegt hij. ‘Veel mensen beginnen hier, en daar komt nog bij dat als je de laatste 200 honderd kilometers hebt gelopen je ook een testimonium mag halen.’ Dit verhaal komt me bekend voor. Als je de laatste honderd kilometers hebt gelopen naar Santiago de Compostela mag je ook een Compostela halen. Het is hier dus niet anders. Vergeleken met Santiago stelt het aantal pelgrims niet veel voor. Wat wel een probleem is, zijn de slaapplaatsen. Nu begrijp ik waarom sommige ostello’s opeens vol zijn. Daar had ik voor San Miniato geen last van. Het betekent dat ik, wil ik een slaapplaats hebben, vroeg moet reserveren. Het stuit me eigenlijk tegen de borst, het spontane gaat hierdoor verloren.

Later die middag besluit ik om deze reden alvast een slaapplaats te zoeken en te reserveren. Zittend op een steen bel ik met de ostello in San Gimignato, ik had ze al een e-mail gestuurd maar daar was geen reactie op gekomen. Als ze opnemen lees ik netjes het briefje, wat  Matheo voor me heeft geschreven, voor. In die zinnen staat ook dat ik geen Italiaans spreek en de vraag of zij Engels spreken. De vrouw aan de andere kant  luistert naar mijn zinnen en ratelt vervolgens in het Italiaans verder. Gelukkig heb ik mijn telefoon op de speaker staan. Een ouder echtpaar uit Florence komt net langs. Hij verstaat natuurlijk wel wat ze zegt, hij keert zich om en neemt de telefoon van mij over. Hij vervolgt het gesprek en zegt dat ik geen Italiaans spreek. Als de verbinding verbroken is zegt hij dat ze geen reserveringen aan nemen en ze hebben slechts tien bedden. ‘Wie het eerst komt, die heeft een bed,’ zegt hij. Ik kijk wijfelend, daar heb ik geen zin in. Je kan ook slapen in Sant Lucia, zegt de man nu. Dat is slechts een paar kilometer verder. Ik krijg het telefoonnummer en bel meteen. Ik vraag nu eerst of hij Engels spreekt. Ik geef een zucht van opluchting als ik in die taal verder kan gaan. Ze hebben gelukkig plaats en er is een restaurant op het terrein.

In de laatste kilometers kom ik Rick weer tegen. We zitten een tijdje op een bankje langs de weg en ik deel mijn kaas met hem. Uiteindelijk sta ik op en loop de laatste kilometers naar Santa Lucia. Er wordt e  dat die de mijne wordt. Als ik ‘s avonds in het restaurant ben heb ik voor het eerst sinds heel erg lang mijn fleecevest weer aan…

 


)

2 gedachtes over “Slaapplaatsen…

  1. Het klinkt alsof je op je laatste tandvlees loopt maar Rome is al bijna in zicht, en de omgeving is prachtig. Gelukkig ontmoet je ook veel lieve mensen die je verder helpen. Je bent een kanjer, rustig aan en geniet van het laatste deel.

Geef een reactie