Sprinkhanen…

19 augustus 2023.  Het is zover. Vandaag ga ik de Apennijnen in, ik vind het allemaal maar spannend. Ik heb verhalen gehoord over de ruigheid van deze bergen. Zal de moeilijkheidsgraad daar net zo zijn als in de Alpen? Met die smalle paadjes langs afgronden, geklauter over rotsen en andere stijle stukken. Maar wat was het een gave uitdaging.  De Alpen deed ik samen met Iris. Deze doe ik alleen. Ik heb nog wel geprobeerd Iris over te halen om te komen, helaas.

Voor ik mijn rugzak sluit gooi ik nog twee dingen weg. De pijpen van mijn donkerblauwe broek, die ik nog nooit heb gebruikt en de riem. Ik sjouw ze al bijna twee maanden voor niets mee. Ten slotte gooi de sleutel van de ostello in het daarvoor bestemde bakje en sluit de grote poort achter me. Ik laat mijn blik nog even over de Romeinse kerk naast me gaan en keer de stad de rug toe.

Ik moet opeens denken aan de dag dat ik de Pyreneeën in ging. Tezamen met nog wel honderd andere pelgrims verliet ik de stad Saint Jean Pied de Porte. Gezamenlijk bewogen we ons in een rustig tempo naar boven. Ik vergeet nooit meer de jongen in een keurig gestreken pak met in zijn hand een tasje alsof hij in de stad liep. Of die Amerikaan met overgewicht, gestoken in een outdoortenue. Hij plofte aan mijn voeten neer met een opgeblazen gezicht en was vreselijk kortademig. Ik vroeg me toen serieus af of ik moest gaan reanimeren. Ik kijk eens om me heen. Ik doe deze beklimming alleen, niks geen horden pelgrims om me heen. Zoals de meeste dagen, loop ik nu ook weer alleen.

Vergeleken met de andere dagen is het nog heerlijk koel.  Al snel loop ik boven de stad. In de verte zie ik het kerkje waar ik naast sliep en de grote brug over de Taro. De eerste kilometers gaan over asfalt, het gestaag stijgen gaat verder. Als ik over mijn schouder kijk zie ik de zon over de horizon komen, ik krijg het gevoel dat hij me wil inhalen. Winnen zal de zon zeker maar nog even niet. Met zijn stralen streelt hij de hellingen tegenover mij. De akkers veranderen hierdoor van levenloze velden in levendige vlakken. Het is een genot om naar te kijken. Als de eerste stralen mijn armen berijken zetten ze de haartjes op mijn armen om tot goudkleurige staafjes. Ik geniet nog van het spel van het licht.

Maar niet lang, de eerste zweetdruppels vallen al snel naar beneden. Mijn haar worden natte, vette pieken van het keer op keer uit mijn gezicht vegen. Binnen kortste keren zijn mijn kleren weer klam.

Ik stap in een rustig tempo door tot ik de eerste tien kilometer gelopen heb. Dik tevreden ga ik in een minidorpje op een bankje zitten en zet koffie voor mezelf. Het dorp begint net te ontwaken. Ik zie hoe een vrouw in haar nachtgoed de vuilnisemmer buiten zet en even verder opent een man de deur en laat zijn hond uit. Dit zijn de enige bewegingen die de stilte verstoren. Als de koffie op is sta ik weer op. Ik zet nu mijn hoed op om mijn hoofd te beschermen tegen de zon die in korte tijd een echte koperen ploert is geworden.

Ik ontmoet een andere pelgrim die de tegenover gestelde richting uitgaat. Ik zie hoe het zweet al op zijn gezicht staat en vraag me af wat er me allemaal te wachten staat. Ik vraag naar het pad. ‘Straks kom je in de bossen en daar is het mooi,’ is zijn antwoord.

In de bossen verandert het asfalt in veel los grind en keien en de stijging gaat niet langer geleidelijk meer. Het loopt knap lastig. Ik pas mijn tempo drastisch aan en herhaal zachtjes bij mezelf alle aanwijzingen van Suzan uit de Himalaya’.  Walk like a turttle. De bergen zorgen zelf voor natuurlijke treden in de vorm van boomwortels en brede stenen en samen met mijn schildpadgang gaat het net even makkelijker.

Als  ik tussen twee dorpjes in weer even op asfalt loop word ik omgeven door grote groepen rode sprinkhanen. Ik heb nog niet eerder in mijn leven er zoveel gezien. Ze hebben een respectabele maat van twee a drie centimeter. Sprinkhanen zijn bijzondere beesten, ik bestudeer hun lijfje, het doet me nog het meest denken aan een maliënkolder die de soldaten heel vroeger in de oorlog droegen. De ogen gluren schijn omhoog naar  en die poten zijn net grote springveren. De vleugels spreiden ze pas uit na het springen en dan zie je ook de kleur, in dit geval alleen rode. Ze springen aan alle kanten om me heen en tegen me aan. Er zit geen enkele logica in. Of ik het wel of niet wil ik moet er doorheen.

Ik zie ook veel platgereden sprinkhanen op het asfalt.  Als er een auto komt hoor ik het tikken van de springende sprinkhanen tegen het plaatwerk van de auto. Daarna is het een compleet slagveld op het wegdek.

Maar wat ik nu zie lijkt bijna luguber. De anderen sprinkhanen springen met velen naar het gesneuvelde beestje. Eerst vond ik het heel sociaal overkomen en dacht aan een soort condoleance. Maar als ik beter kijk zie ik dat ze niet vies zijn van hun  familielid, een soort krekelskannibalisme. Ik weet niet wat ik ervan moet denken, dit is natuurlijk ook natuur. Ik geef een zucht als ik het gebied achter me kan laten.

En nog steeds stijg ik, niet spectaculair maar onmiskenbaar.  Sinds dagen heb ik eindelijk geen last van de zon, de bomen van het bos beschermen mij tegen de felle stralen.

Het is stil, de geur van de dennenbomen is aangenaam in mijn neus. Regelmatig hou ik een korte pauze en kijk genietend om me heen. Voor een lange pauze doe ik mijn rugzak af en ga heerlijk onderuitgezakt ertegen zitten en pak mijn boek en wat eten erbij. Ik zit nog geen vijf minuten als ik een motorgeluid hoor. Ik frons mijn wenkbrauwen en spits mijn oren. Eer ik bij benadering kan zeggen waar het geluid precies vandaan komt, zie ik een crossmotor over het smalle pad aan komen stormen. Ik weet niet hoe snel ik moet gaan staan en wuif ondertussen met mijn armen, ziet hij me wel?  Snel gris ik de spullen weg en ga aan de kant staan om de motor te laten passeren.

De motor stopt, twee donkere ogen spuiten bijna vuur en er volgt een tirade uit zijn mond. Ik kijk eens naar het figuur voor me, als een maanmannetje verpakt in beschermende kleding.  Ik zeg in het Nederlands: ‘Dat pad is niet van jou alleen!’  En staar minstens zo nijdig terug in de donkere ogen onder de grote helm. De man geeft gas en laat mij achter in een wolk van gruis en stof. Hierna komt er nog een crossmotor. Ik laat de pauze verder zitten en vervolg het pad.

Nog even komt er een lastig paadje. Nou ja, paadje. Het is dat mijn GPS zegt dat het een pad is. Ik stap over bomen en loop om omgevallen bomen en takken heen. Het is toch echt een pad want het brengt me naar het dorp waar ik moet zijn, Cassio.

Half vier precies stap ik over de drempel van de ostello die zich bevind op 800 meter hoogte. Ik heb er een dag opzitten van ruim negen  uur  wandelen en klimmen. Ik ben super tevreden en blij, vergeleken met de Alpen was het vandaag zeker niet moeilijk.

Ik koop een blikje cola en ga eerst alsnog onderuitgezakt zitten. Alleen nu op een stoel en zonder  motors. Trots kijk ik naar de bergen die ik achter me heb gelaten…

2 gedachtes over “Sprinkhanen…

  1. Ongelofelijk lieve Vronie, wat maak je toch elke keer weer veel mee onderweg! Geniet van je colaatjes en denk goed om jezelf. Je doet het fantastisch! X

Geef een reactie