29 juli 2023. Wat is dit gezellig wakker worden, Iris in het andere bed. Op ons gemak pakken we de rugzak en gaan naar buiten voor het ontbijt. Het is een stralende dag en niet alleen de zon maar ook mijn gezelschap straalt. Er wordt nog een stempel gezet in onze credential en dan wordt het toch echt tijd om te gaan. Ook al klinkt een afstand van 19 km niet veel we moeten niet vergeten dat we niet in Nederland of Noord Frankrijk zijn waar alles vlak is. Ik vind het spannend wat ons te wachten staat. We vertrekken rond negen uur met een grijns van oor tot oor. We hebben er zin in.
We zijn niet de enige die omhoog gaan. De alpenexpres, een schattig klein treintje, rijdt af en aan. We vinden hem vaak aan onze zijde en we moeten regelmatig zijn spoor oversteken.
Ik vergaap me aan de huizen. Dit is echt Zwitserland. Houten huizen gemaakt van robuuste planken met prachtige handgemaakte verbindingen, die een leven lang meegaan. Verweerd door de zon en de sneeuw in de winter. Natuurlijk ook wel nieuwe en soms huizen die te modern zijn in mijn ogen en daarmee de sfeer wat naar beneden halen. Een overdaad aan plantenbakken met gekleurde bloemen en tuintjes met groenten.
We volgen de bordjes met een groene 70 erop. Af en toe komen we een sticker tegen van de Via Francigena. Ook de, gele met zwarte rand, zoutelapvormige aanduidingen horen erbij.
De route van Ben gaat een paar dagen de tas is. We volgen tot Aosta in Italië de route Via Francigena van de app. De afstanden zijn hier beter verdeeld. De dagen dat Iris er is moeten ook gezellig zijn. Ze wil kennis maken met alle facetten van het pelgrim zijn. Er moet genoeg tijd zijn voor lunchen in het gras, genoeg tijd om over een brugleuning te hangen, genoeg tijd om even hangend over je wandelstokken te niksen.
Het pad begint al snel stevig. In het boek van Ben lees ik hier: als je het te moeilijk vind kan je vanaf hier ook een stuk de trein nemen. Langs een bergwand klauteren we omhoog. Paden van 50 centimeter breed zijn geen uitzondering. Elke stap moet goed gezet want naar beneden vallen is niet wenselijk. Met het zweet op mijn rug ben ik aan het werk, anders kan ik het niet noemen. De rugzak maakt het niet makkelijker, die drukt me naar beneden.
Als we de Dranse, een prachtige rivier, die bruisend zijn weg naar beneden vind, over moeten steken gaat dat via een grote hangbrug. Die heb ik sinds Nepal niet meer gezien. Doodsangsten stond ik toen uit de eerste keren. Maar toen ik een kindje erop zag springen en bewegen alsof het een schommel was is mijn angst voor die bruggen verdwenen.
Heerlijk vind ik het om erover te gaan. Aan de anderen kant wacht het klim en klauterwerk weer. Het hoogtedoel vandaag is 960 meter.
We hebben een vaste opstelling onder het lopen, dat betekent dat Iris voorop loopt. Daar voel ik me goed bij, ik loop graag achter. Op bredere stukken lopen we naast elkaar.
Inmiddels zijn we ingehaald door de wolken die al een tijdje speels door het dal gaan. Ze lijken op plukjes witte watten die door de wind vooruit geblazen worden. Maar uit diezelfde schattig wolken komen wel spatten. We doen de regenhoes over de rugzak zodat de spullen droog blijven.
Omdat we vanavond zelf moeten koken gaan we bij Sembracher het pad af. In de supermarkt zoeken we naar een maaltijd die goede energie geeft maar lichtgewicht is voor onze rug. Dat wordt een lastige zoektocht. Uiteindelijk wordt het een gevulde pasta met een prutje van groenten. We weten dat Zwitserland duur is maar we kijken met verbazing we naar de prijzen. Groente is gewoon een luxe.
De lunch hebben we nog niet gehad. Daarom gaan we op de grond van een overdekte parkeerplaats zitten en spreiden onze etenswaren uit. Het is niet een echte gezellige plaats maar wel een droge en dat is de bedoeling. Naast ons staat een gezin uit China geparkeerd. De man is erg nieuwsgierig naar ons en hij probeert te vertellen via Google Translate dat hij in een klein dorpje is geweest met veel water. Het lijkt wel een kwis, wie raad het eerst waar het gezin in Nederland geweest is. Na een tijdje komen we erachter, het gezin is in Giethoorn geweest. Het zoontje staat er met zijn handen in de zakken naast. Op zijn gezicht lees ik dat hij ons maar zwervers vind. Misschien denkt hij nu wel dat dit normaal is in Nederland, lunchen op een overdekte parkeerplaats. Even later komt er een rode auto. Hij draait de parkeerplaats op waar wij zitten. Tergend rijd hij door tot vlak voor Iris. Hij maakt nijdige gevaren en gaat gelukkig toch weer in zijn achteruit. Als hij even later langsloopt komt er nog een hele preek in het Frans.
Als we verder gaan regent het inmiddels behoorlijk. Ik ben er niet zo blij mee, in gedachte zie ik de glibberige paden die hierdoor kunnen ontstaan. We wachten met de regencape nog even af tot we weer in het bos zijn misschien worden we daar, door het bladerdak, niet nat. Uiteindelijk beland de regencap toch over ons.
Stug gaan we verder, er zijn stukken waarbij ik me in de Himalaya waan. Ik geef een zucht als we een paar vlakke meters hebben. De regencape gaat aan en uit. Uiteindelijk hou ik hem achter mijn hoofd zodat ik hem bij de volgende bui over mijn hoofd kan trekken.
De laatste kilometers worden zwaar. Mijn tenen doen zeer door het dalen, Iris voelt haar hielen. We zijn moe en ons tempo zakt. We gaan verder als schildpadden. Er volgt nog een laatste gril van het pad. We zien het dorp Orsieres al voor ons liggen en denken dat we het hebben gehad. Opeens gaat het pad met een grote bocht weer van het plaatsje af.
Als we eindelijk helemaal gaar en moe voor het pelgrimsverblijf staan geven we een zucht van opluchting. We zijn er. Ik weet niet waarom, misschien omdat we nog helemaal geen anderen pelgrims hebben gezien, ik zie ons met zijn tweeën in die ruimte. Heerlijk wat koken en studderen. Natuurlijk eerst die lange hete douche.
Als we de deur open doen komt een etensgeur ons al tegemoet. We kijken elkaar aan met opgetrokken wenkbrauwen. We openen een tweede deur en kijken in een grote ruimte die vol zit met pelgrims. Het is er bedompt door het koken zonder afzuigkap en een wasrek met nat wasgoed. In de hoek achter de deur liggen matrassen op de grond. Ik kijk nog eens rond en weet niet zo goed waar onze plaats is hier. We krijgen als antwoord dat er boven slaapplaatsen voor ons zijn.
Inderdaad, er staan nog twee matrassen tegen de muur dat worden onze bedden. Er wordt wat geschoven met de ander matrassen zodat wij erbij kunnen. Als de anderen klaar zijn met koken kunnen wij ons potje koken. Tevreden dat we deze eerste dag goed hebben afgerond kijk ik nog een rond naar de andere pelgrims. Uit Engeland, Oostenrijk, Duitsland en uit Zweden.
Als ik later op mijn matras lig denk ik: Iris wordt meteen ondergedompeld in het echte pelgrimsleven, dit is wat ze wilde zien en meemaken. Ik kijk nog
eens naar haar gestalte naast me. Vredig slaapt ze haar pelgrimsslaap. Ik draai me op mijn zijde en ga achter haar aan in dromenland…